MARIA DE TUINIERSTER VAN HET PARADIJS:
Beschouwing geïnspireerd door de Meesteres
van alle zielen
“Gods Geest heeft ons de Moeder Gods laten zien en herkennen als het Symbool voor de ware spirituele lente.” |
In de natuur zoekt Gods Intelligentie zich in deze tijd van het
jaar in het rijk der planten, bloemen en bomen uit te werken. Alles wat leven
in zich draagt, bloeit in de onzichtbare en onmeetbare kracht
van Gods werking om datgene te volbrengen waartoe het geschapen is. Zo tracht alles zijn eigen deel van de
vanwege God gekregen opdracht binnen het grote Heilsplan te
volbrengen. De mensenziel, ondanks het feit dat zij als kroon op
de Schepping was bedoeld, vergeet heel gemakkelijk dat zij net
zoals de plant, de bloem en de boom de instromingen van de
werkingen van Gods Intelligentie in zich ontvangt en aan Zijn
Levenswetten onderworpen is. Volmaakt is het leven slechts
voor het schepsel dat Gods Wetten in hun volheid gehoorzaamt en zijn
leven helemaal volgens deze Wetten richting geeft.
Lente betekent nieuw leven. Gods Geest heeft ons de Moeder Gods laten zien en herkennen als
het Symbool voor de ware spirituele lente. Deze kennis loopt precies zoals een gouden draad
doorheen onze hele verkondiging. God laat de zielen in deze Laatste
Tijden Maria ontdekken en waarderen
als een wonderbare Brug. De Heilige Maagd beschikt over de Liefde
en over de nog zozeer miskende macht om zielen inwendig zo om
te vormen, dat het zaad van hun talenten en gaven niet langer
onbenut blijft liggen en niet langer beetje bij beetje door het onkruid
van wereldse invloeden wordt verteerd, doch dat dit zaad de ware lente kan
beleven.
Een leven in en met Maria betekent een wedergeboorte, een
opstanding uit het graf van de wereldse verlangens en gehechtheden voor een
bloei zoals de ziel zich deze doorgaans nooit had kunnen voorstellen. De lentebloesems in de ziel zijn de deugden,
die uit de winterslaap van het werelds leven tot nieuw
leven worden gewekt en die geleidelijk aan uit het sap van de
Hemelse bezieling van Maria’s innige Tegenwoordigheid de
vruchten van een zomer in de ziel bereiden. Wonderbare
ruil: God schenkt de ziel Maria, die deze ziel voedt met de melk van totaal
nieuwe inzichten en wijzen van beschouwen, en de ziel... bloeit en rijpt,
ter ere van God en ten dienste van Zijn Heilsplan.
Doordat de ziel die zich vrijwillig aan Maria’s leiding onderwerpt, tot
een levende lente wordt omgevormd, eert zij ten diepste
het ware Wezen van God, die de Bron van het Leven
en van de bloeikracht IS.
Zo wekt Maria voortdurend zielen uit de winter op, brengt in hen de ware Lente tot stand en leidt deze zielen dan
de zomer van de hoogste vruchtbaarheid binnen. De tuin van de
ziel bereikt zijn door God voorziene groei des te sneller
naarmate hij zich precies naar Gods Wetten schikt, omdat in deze eenheid met
Gods Hart en met Gods Wil Gods Intelligentie zich ongeremd kan uitwerken. Waar
Gods Intelligentie zich in het levend wezen ongeremd kan uitwerken, heerst
volkomen gezondheid. Dit geldt niet slechts voor het stoffelijk leven,
doch net zo zeer voor het zielenleven. De bodem waarin Gods
Tegenwoordigheid ongeremd en zonder menselijke inmenging werkzaam kan zijn, is
door en door gezond. Zo kan ook de bodem van de ziel des
te gezonder worden naarmate de ziel zich in zelfverloochening
aan Maria geeft, die dan in haar Gods Wetten tot volle
ontplooiing brengt. Deze bodem laat zich slechts voeden uit
het Hart van de Moeder Gods. Het onkruid der bekoringen verwelkt
bij gebrek aan datgene wat het nodig heeft om zijn woekering verder te zetten. Een leven in en met Maria damt elke vloed van de duisternis
in, die zich op de ziel tracht neer te storten.
Maria brengt de zonnestralen uit Gods Hart naar de zielentuin.
Deze zonnestralen zijn volgeladen met Liefde (de essentie van het Goddelijk
Leven), Licht (het inzicht in goed en kwaad, en in de ware
Wijsheid) en geborgenheid (het ware geloof en de ware hoop) In een
zielentuin in dewelke de voeten van de Hemelse Koningin de bodem beheersen,
wordt voor de slang der bekoringen en dwalingen het leven tot een kwelling,
want deze tuin herinnert haar er voortdurend aan, dat zij is bestemd voor de
ultieme vernedering onder de voeten van Diegene, Die van God macht over alle
zielen en over elk werk van duisternis heeft ontvangen. De
Goddelijke oorsprong van deze macht blijkt uit het feit dat zij wordt gebruikt om
het goede volkomen te heiligen en het slechte onwerkzaam te maken.
Alle Licht wordt naar God toe verheven, alle duisternis wordt vernederd
en verlamd.
De lente in de tuin van onze ziel wordt merkbaar waar wij in de
beproevingen hoop en moed laten heersen en de bloesems der heiliging
van al onze gedachten, gevoelens, verlangens, van ons hele doen en laten ons
méér aantrekken dan het onkruid van alle wereldse gehechtheden, gewoonten en
bindingen met onze eigen behoeften en onze herinneringen. De zon die door de
Meesteres van alle zielen in de tuin van onze ziel wordt binnengeleid, is
steeds een zon die ons in het aangezicht tegemoet straalt, zodat wij
alle schaduwen van onszelf, ons verleden en onze beproevingen achter ons kunnen
laten, en vóór ons alles Licht, kleur en geur is, omdat wij het waarnemen vanuit
een hart waarin de Koningin der Hemelse schoonheid, de
Belofte van een nieuwe Lente, de Vertegenwoordigster van Gods macht Haar
troon heeft gevestigd.
De Koningin des Hemels brengt de zielen de zaadjes die Zij uit
Gods Hart haalt. Wanneer u uw hart voor deze zaadjes opent, zal de
Koningin des Hemels deze begieten met het water van Goddelijk
Leven, hen warmen met het Vuur van Haar volmaakte Liefde, en hen beademen
met de zuurstof der Goddelijke Wijsheid. Zij zal dit doen tot Zij in u de wil
voelt om Haar helemaal toe te behoren, in volkomen, onvoorwaardelijke
en eeuwigdurende toewijding, opdat Zij uw zielentuin zou kunnen
omvormen tot een perceel van het paradijs dat God spoedig op
aarde zou willen grondvesten.
De Meesteres van alle zielen herinnert elke ziel eraan, dat zij
ertoe bestemd is, zelf een onderdeel te worden van het paradijs dat Gods
Rijk is. De ziel moet niet slechts haar leven op aarde zo vorm geven dat dit
een reis naar Gods Rijk is, zij moet tevens dit Rijk in zich dragen.
Precies te dien einde schenkt God ons de Meesteres van alle zielen: opdat de
ziel nog tijdens haar aardse reis zou kunnen ontdekken wat haar uiteindelijke
bestemming voor haar in petto houdt, namelijk de volmaakte Vrede, het Geluk
zonder keerzijde, het Licht zonder schaduw. Gods Licht is het enige
Licht dat nooit schaduwen werpt, omdat Hij het in Zijn Alomtegenwoordigheid
vanuit alle richtingen gelijktijdig in de zielen kan laten stralen. Zalig
zijn wij, die het heilig verbond met de Meesteres
van alle zielen willen ondertekenen, dit verbond dat in ons de volheid
van dat verrukkelijk erfdeel zal uitstorten, want Maria geldt in
deze tijd meer dan ooit als Behoedster van het erfdeel dat Jezus
Christus voor ons heeft verzameld: Gods Genade is de schat, het
Verlossingsmysterie is de sleutel, de Meesteres van alle zielen is het
Tabernakel waarin deze schat in het middelpunt van onze ziel tegen de
vijand wordt beschermd. Wij kunnen dit Tabernakel ofwel erkennen, ofwel
negeren. De Wetenschap van het
Goddelijk Leven beoogt, de zielen
te laten inzien hoe lonend het is, dit Tabernakel te koesteren
als het Paleis waarin zij het Eeuwig Geluk zullen
vinden.
De Koningin des Hemels was vanaf Haar Onbevlekte Ontvangenis de
Draagster van de hoogste vruchtbaarheid, het rijkste Hemels zaad,
de verrukkelijkste schoonheid en de heiligste geuren. Zij stort
dit alles uit in de bodem van elke ziel die Haar wordt toevertrouwd. Haar roeping
in deze Laatste Tijden bestaat hierin, dat Zij het zaad der Verlossing
tot bloei brengt. Hoe talrijker, weelderiger en krachtiger de bloemen
uit dit zaad opschieten en bloeien, des te minder voedsel kan het onkruid der
bekoringen, dwalingen en misleidingen uit de bodem van Gods Rijk wegroven. De
werken der duisternis voeden zich immers, zoals bekend, van Gods Werken en
genadegeschenken die door zielen worden genegeerd of verkeerd worden
gebruikt. Het is de roeping van elke ziel, de eigen bodem zo te
laten bewerken, dat haar vruchtbaarheid voor Gods Rijk kan toenemen.
Een kind van God is een ziel die de Eeuwige Lente aankondigt door
datgene, wat zij door haar gesteldheid en in haar dagelijks leven
vertegenwoordigt en belichaamt.
De diepe zin van de totale
toewijding aan de Moeder Gods ligt hierin, dat de ziel zich door
Maria laat omvormen tot een bloeiende tuin van Liefde
en alle deugden. Daartoe moet de bodem noodgedwongen worden omgeploegd. Dit
ploegen wordt door de Koningin des Hemels geleid en bestuurd,
en gebeurt in essentie via de messen van de dagelijkse beproevingen, die de
vruchtbaarheid van de zielenbodem ontsluiten en deze klaar maken om de zon van
Gods Liefde, de regen van Zijn genade en de zuurstof van Zijn dagelijkse
bezieling ten volle in zich op te nemen, opdat het zaad van Christus met deze
zon, deze regen en deze zuurstof in aanraking zou kunnen worden gebracht. De ziel
heeft niet slechts de zon nodig, zij heeft eveneens de regen en de ploeg nodig,
anders komt van de bloei van het zaad helemaal niets terecht. De regen, de
zuurstof en de ploeg zijn immers onontbeerlijk om de werking van de zon
te benutten: Zij zijn als het ware de sleutels op de poort naar de
voorraadkamer van de Liefde.
Zo is de Meesteres van alle zielen in werkelijkheid de Tuinierster,
niet alleen uit het
Paradijs, doch ook van het Paradijs. Zij beschikt over de
zielentuinen, waakt over hen en verzorgt hen. Het is Haar doel, hen individueel tot kleine
paradijzen om te vormen en hen samen te voegen tot het enige paradijs dat Gods
Rijk op aarde moet worden. Hoe zij daarbij te
werk gaat, met welk doel en om welke reden, alsook de fundamenten van Haar
vermogen en bevoegdheid om dit alles te volbrengen, dat alles is voorwerp van
de Wetenschap van het Goddelijk Leven.
Het ligt in de menselijke natuur ingebed, dat de ziel er steeds
opnieuw naar verlangt om in een paradijs te leven, en dat zij
daar ook steeds weer van droomt. Wat haar helaas vaak ontgaat, is dat zij dit
paradijs daadwerkelijk reeds hier op aarde kan beleven, in de voltooide
werkelijkheid van de totale toewijding aan Maria de Meesteres
van alle zielen. Daartoe moet in haar echter het besef wortel schieten,
dat een paradijs door Gods Intelligentie moet worden verzorgd en dat dit voor
het leven van de ziel concreet betekent, dat zij de boom van het Kruis
niet uit haar tuin mag verbannen, want het is deze, die de bloeikracht
van Gods Tegenwoordigheid in de hele tuin in stand moet houden.
De ziel die zich onbeperkt aan de Koningin des Hemels weggeeft en
in alle details van het dagelijks leven volgens deze overgave leeft,
zal dit op zekere dag volkomen inzien, omdat al haar bloemen, planten en
bomen dan nog slechts worden gevoed uit het sap dat de Meesteres
van alle zielen, de Tuinierster van het Paradijs, haar recht uit Haar
Hart laat toevloeien. Deze zielen denken, voelen, spreken, verlangen en
handelen van dag tot dag méér volgens het patroon van hun Tuinierster Zelf, en
worden door Haar in het onzichtbare steeds intenser met de Bron van alle Leven
verbonden. Het schepsel drinkt dan uitsluitend uit de maagdelijke vijver der
genaden, en maakt daarbij van elke vezel van haar wezen een getuige en een
spiegel van het Goddelijk Leven.
“De diepe zin van de totale toewijding aan de Moeder Gods ligt hierin, dat de ziel zich door Maria laat omvormen tot een bloeiende tuin van Liefde en alle deugden.” |
BRON: Maria Domina Animarum Apostolaat:
(zie onderrichtingen: meditaties: De tuinierster van het paradijs.)
(zie onderrichtingen: meditaties: De tuinierster van het paradijs.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.