DE KLUIZENAAR VAN HET HART:
Beschouwing door de Allerheiligste
Maagd Maria geïnspireerd
De Vastentijd is een uitnodiging
aan de ziel om zich grondig te reinigen en zich grondig
te onthechten van alles wat haar verhindert om in volmaakte
overeenstemming te zijn met Gods Hart. Alles wat in het hart
en de geest, in de diepste innerlijke gesteldheden, gewoonten en patronen van
denken, voelen en verlangen niet in overeenstemming is met Gods verwachtingen
ten aanzien van de ziel en haar levenswijze, vermindert de vruchtbaarheid van
het spiritueel leven. In de Vastentijd roept de Heilige Geest elke
ziel naar de woestijn. De woestijn in deze zin is geen oord van
dorheid, doch van leegheid aan wereldse invloeden en indrukken.
De roep naar de woestijn is een roep voor de intrede van de hartsgesteldheid van de
kluizenaar.
De kluizenaar trekt
zich terug uit een veelheid van wereldse invloeden en indrukken om alleen
te zijn met zichzelf, teneinde de diepste gesteldheden van het eigen
hart te (her)ontdekken, en te leren zien hoe hij inwendig 'tikt', hoe hij op
alles reageert en waarom, en wat diep in zijn hart niet in overeenstemming is
met de roeping van zijn ziel binnen Gods Plannen en Werken.
Zolang de ziel ondergedompeld leeft in de zee van wereldse invloeden, indrukken
en contacten, leeft zij meer naar buiten toe gericht, en komt zij slechts
minimaal tot beschouwing van zichzelf. Om deze reden is voor de moderne mens
het eigen 'ik' vaak een grote onbekende. De duisternis misbruikt dit gretig om
vele zielen in hoge mate te verblinden voor de eigen gesteldheden, in het
bijzonder deze welke haar van het ware Goddelijk Leven verwijderd houden. Aangezien God de mensenziel heeft geschapen naar Zijn beeld en
gelijkenis, is het Goddelijk Leven eigenlijk het vermogen
dat de mensenziel in staat stelt om te leven vanuit innerlijke
gesteldheden die haar daadwerkelijk op God doen lijken.
De hartsgesteldheid
van de kluizenaar is de geest van contemplatie, van diepe
bezinning over zijn spirituele roeping en bestemming,
en over alles wat hem hindert om die roeping te vervullen in overeenstemming
met Gods verwachtingen. Door de inkeer naar een beschouwing – het aanvoelen –
van de diepste bewegingen en drijfveren van zijn hart, opent de kluizenaar de
deur van zijn ziel voor een onbelemmerde communicatie met Gods Geest
en wordt hij, in de mate van de oprechtheid van zijn bestrevingen en van zijn
oordeel over zichzelf, in staat gesteld om zichzelf steeds méér te zien zoals
God hem ziet.
In de mate waarin de
kluizenaar zijn wil in overeenstemming brengt met Gods Wil en daarbij alle
trots over zichzelf laat varen, zal hij komen tot een zelfkennis die hem al
zijn zwakheden en al zijn afwijkingen van Gods verwachtingen ten aanzien van
zijn levenstaak zal tonen. Naarmate zijn hart zich in alle oprechtheid
zuivert van alle gehechtheid aan de eigen persoonlijkheid, aan zijn
zelfbeeld en het oordeel dat hij van anderen over zichzelf verlangt, zal deze
zelfkennis hem aansporen tot een grondige zuivering van alles wat
hem van God verwijderd houdt, want een gezuiverd hart is een hart dat slechts
verlangt naar eenheid met de Eeuwige Liefde en naar een vlekkeloze
toepassing van die Liefde in het eigen dagelijks leven.
Wanneer de kluizenaar
na een ware zuivering opnieuw in contact treedt met de invloeden en contacten
der wereld, zullen deze voor hem niet meer het belang hebben dat zij vóór zijn
zuivering hadden, omdat de geest der wereld zich nu aan zijn
gezuiverd hart vertoont in al zijn nutteloosheid, zijn
zinledigheid in het kader van de voltooiing van de ware roeping als mensenziel
in dienst van Gods Werken en Plannen voor de hele Schepping, en met al zijn
valstrikken voor de vruchtbaarheid van het zielsleven.
De grote en blijvende
vruchten van een oprechte terugtrekking van het hart in de gesteldheid van de
kluizenaar zijn:
1.
De wedergeboorte van het natuurlijk
verlangen dat God in elke ziel legt als de grootste drijfveer voor al haar doen
en laten: Het alles
overheersend verlangen om te leven in volmaakte overeenstemming
met Gods Wil en verwachtingen, op zodanige wijze dat het hele doen en
laten, alle denken, voelen, verlangen en bestreven en alle innerlijke
gesteldheden concreet bijdragen tot de verwezenlijking van Gods Heilsplan
voor de hele Schepping en de grondvesting van Gods Rijk op aarde;
2.
een vernieuwd
vermogen tot oordelen over
de echte waarde van de eigen innerlijke gesteldheden, de eigen gewoonten en
patronen van denken, voelen, handelen en reageren voor de groei en bloei van de
ziel, en over de mate waarin dit alles de ziel dichter bij Gods Hart kan
brengen, respectievelijk haar van God kan verwijderen;
3.
De dood
van elke neiging tot terugkeer naar de geest der wereld in de eigen innerlijke gesteldheden,
gedragspatronen en verwachtingen over het eigen leven, met inbegrip van de dood
van gewoonten die onvruchtbaar zijn voor de bloei van de ziel, dit alles omdat de
ziel niet langer haar eigen vijand wil zijn op de weg waarop elke ziel is geroepen: de weg naar Gods Hart.
In de mate waarin de
ziel de inkeer naar de gesteldheid van de kluizenaar niet voldoende, niet in
volle oprechtheid en/of zonder ware onthechting van haar neiging tot trots,
zelfverheffing of vasthouden aan de eigen persoonlijkheid en de eigen neigingen
en verwachtingen heeft voltrokken, zullen de bovenvermelde vruchten niet
waarlijk rijpen en daardoor geen echt voedsel voor het spiritueel leven in zich
dragen.
De Vastentijd wordt
de ziel geboden als een jaarlijks terugkerende uitnodiging van Gods Geest om
door uitroeiing van het onkruid der wereld en verwijdering van al
zijn zaad uit de ondergrond van de ziel de verwilderde zielentuin te herscheppen
in een paradijs dat bloeit volgens het ontwerp van God Zelf. Deze
herschepping moet gebeuren door de verwilderde tuin eerst en vooral te
hervormen tot een woestijn. Deze woestijn is slechts een woestijn voor de zinnen, want de
ondergrond bestaat niet uit zand doch uit nieuw zaad dat slechts
wacht op de ploeg van de vereniging van de vrije wil van de ziel met
de Wil van God, om wortel te schieten en onder de malse regens der genade
en de zon van een intens beleefde Ware Liefde open te bloeien tot een volkomen
nieuwe tuin zonder onkruid en met bloemen, heesters en bomen die waarlijk
bloeien volgens Gods Wetten.
De grond is aan elke
ziel gegeven. De regen komt dagelijks volgens de Beschikkingen
van Gods Voorzienigheid. De zon van de Ware
Liefde straalt op elke grond, doch schenkt slechts het Ware Leven in de mate
waarin de pachter van de grond, de mensenziel, zijn vrije wil volkomen en
onverdeeld in overeenstemming verlangt te brengen met Gods
Eeuwige Wetten. De hartsgesteldheid van de kluizenaar is het proces
waarbij de ziel bewust, gewild en actief haar vrije wil stap voor
stap in Gods Wil laat overvloeien. Deze gesteldheid schiet in de ziel slechts
wortel in de mate waarin zij zich intensief zuivert van de invloeden der
wereld, die niet slechts van buitenaf op haar inwerken, doch in de loop van
het leven op aarde in de ziel worden opgenomen, de kans krijgen om diep in het
hart wortel te schieten, en daar worden gevoed en begoten door de zelfzucht in
haar vele verschillende gedaanten.
De Vastentijd is niet
de enige tijd waarin God oproept tot deze herschepping. Elk ogenblik van het
leven op aarde draagt in zich voor de ziel een ononderbroken oproep tot
deze gewilde, bewuste en actieve hervorming, weg uit de geest der
wereld en naar de volle verwezenlijking van de geest van het Goddelijk Leven.
De Vastentijd is slechts een zich jaarlijks herhalende noodkreet tot
de ziel die in zich het vermogen en de wil tot vereniging met Gods Hart heeft
uitgehongerd door alle zielenvoedsel dat God haar ononderbroken heeft
ingestort, grotendeels of zelfs volledig te besteden aan haar talloze
gehechtheden ten aanzien van het werelds leven en alle materiële behoeften die
het bevredigd wil zien. Zodra dit vermogen en deze wil zich door diepgaande
zuivering van de ziel hebben hersteld, wordt het leven één doorlopende
Vastentijd, die echter het zaad voor onvermoede rijkdommen aan voedsel voor de
Eeuwige Gelukzaligheid in de bodem van de zielentuin uitstort.
De gezuiverde ziel
die God in de kern van haar hart waarlijk heeft teruggevonden, zal de woestijn
van een leven in onthechting van de invloeden der wereld nooit meer waarnemen
als een zandvlakte, doch als een paradijselijke oase,
want haar ogen kijken niet langer naar de dorheden der wereld, doch zien de
Beloften van het Eeuwig Rijk reeds in het eigen hart verschijnen. Zij
herkent voortaan ook de ware aard van de wereldse genoegens: Deze zijn niets
méér dan luchtspiegelingen, die niet het voedsel in zich dragen
dat zij beloven voor ogen die niet dieper kijken dan de oppervlakte der dingen.
In deze ervaring wordt de ziel tot levenslange kluizenaar, want zij verlangt
naar niets anders meer dan naar de nabijheid van de God van Wie zij is
uitgegaan en naar Wie zij reeds in haar hart is teruggekeerd. Zij jaagt dan
niet langer beloftevolle beelden na, die spoedig luchtspiegelingen blijken,
doch herschept haar eigen zielengrond tot een blijvende oase
waarin zij te allen tijde het water van Goddelijk Leven drinkt en de vruchten
eet die niet slechts de wereldse zinnen bevredigen, doch Gods
Troon in de kern van haar innerlijk leven helpen verstevigen.
BRON: Maria Domina Animarum Apostolaat (zie
onderrichtingen: Meditaties)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.