De dagen van de passie van Christus
(Goede vrijdag)
Golgotha:
De voltrekking van het Kruisoffer:
“Golgotha, de plaats der Kruisiging, waar onze verlossing plaatsgreep, O Jezus, ik aanbid en bemin u omdat gij door uw heilig kruis de wereld hebt verlost!” |
De top van Golgotha lijkt mij een gewelfd plateau met een harde,
grotendeels versteende bodem. Wanneer Jezus de top bereikt, schijnt de zon,
maar er staat ook veel wind.
Jezus wordt van Zijn kleren ontdaan, zodat nog slechts een doek
Hem onder aan de romp bekleedt. God toont de zielen hier dat niet het
stoffelijk omhulsel van de ziel van belang is. De ziel gaat als ziel de bruiloft met God en de
verheerlijking tegemoet, het lichaam wordt afgelegd. Het enige belangrijke is
dus, dat de mens werkt aan de voeding van zijn ziel. De ziel gaat
de heerlijkheid binnen met haar innerlijke waarden, totaal los van haar
stoffelijke eigenschappen (het lichaam en alle wereldse gehechtheden. De
kleding is hier dus symbool voor datgene wat de ziel, het ware wezen van de
mens, verbergt achter de uiterlijke schijn, en wat de ziel ook in hoge
of minder hoge mate ontoegankelijk kan maken voor Gods Licht. De ziel moet
tijdens haar aardse leven een punt kunnen bereiken waarop zij alles wat haar
aan het wereldse bindt, van zich afschudt. Pas daarna kan het
offer van haar leven zijn bekroning ervaren (de “dood van het wereldse, van de
oppervlakkigheden, van de gehechtheden, op het kruis van het leven”) om
de top van de verheerlijking te bereiken.
De ziel staat hier dus als het ware op de top van haar leven (de
top van Golgotha), boven dewelke de Hemel zich weldra zal openen. Wanneer Jezus
van Zijn kleren wordt beroofd, laat de ziel die Hem wil navolgen, zich van alle
uiterlijke schijn beroven om onbekleed voor God te verschijnen zoals zij
werkelijk is, met al haar zwakheden, maar ook als het ware opdat zichtbaar moge
zijn vanuit welke innerlijke gesteldheid haar offer wordt
gebracht. Bij Zijn ontkleding verzucht Jezus in het diepste van Zijn Hart:
“O Vader, mogen de zielen van alle tijden zichzelf leren
zien zoals zij werkelijk zijn. Mogen zij niet verblind blijven voor
zichzelf. Mogen zij uit eigen vrije wil de offerande van de kruisweg van
hun leven op aarde bekronen door de overgave van alles waarachter
zij steeds hun ware wezen hebben verborgen. O Vader, U en Ik doorgronden de
diepten van harten en zielen, doch zalig zij die zich uit eigen
vrije wil aan Ons vertonen zoals zij werkelijk zijn, met al hun
zwakheden. Slechts zij zullen het Licht van de zon boven hun
Golgotha in zich opnemen en Mijn Werken in hen tot bloei zien komen. In
hen zal de Graankorrel tot Brood van Eeuwig Leven worden. O moge
de wind van de Heilige Geest hun onbeklede wezen omhullen, opdat zij in hart,
geest en lichaam gezuiverd mogen worden”.
Jezus wordt, meer met gebaren dan met woorden, uitgenodigd om te
gaan liggen op het Kruis, dat nu plat op de grond ligt. Te oordelen naar hun
kleding, zijn de mannen, die de voorbereidingen op de executie treffen, geen
Romeinse soldaten doch burgers. Het lijken mij zelfs geen Romeinse burgers te
zijn. Nu en dan wisselen zij enkele woorden met een Romeinse officier, voor het
overige heb ik de indruk dat zij concrete instructies hebben, die zij eerder
mechanisch uitvoeren. Van de vele details die mij in een aantal visioenen zijn
getoond, vermeld ik slechts deze, waarvan mij ook diepere spirituele
achtergronden worden verklaard.
Op de kop van het Kruis is een plaat vastgemaakt met het opschrift
“INRI”, letterwoord voor “Iesus Nazarenus Rex Iudaeorum” (Jezus
van Nazareth, Koning der Joden. Het is Gods Voorzienigheid die de Romeinse
landvoogd Pilatus tot dit opschrift heeft geïnspireerd, want het is God Zelf,
die in dit letterwoord de boodschap heeft verborgen dat Jezus voor eeuwig de
Koning van het uitverkoren volk is, waarbij onder “uitverkoren volk” hier
moet worden verstaan: “het godsvolk”, alle zielen van
goede wil van alle tijden, dus alle zielen die bereid zijn om hun wil één
te maken met deze van God. Het zijn namelijk deze laatsten, die het
zaad van deze Verlossingswerken van de Christus in hun eigen ziel tot bloei
zullen brengen. Zij zijn het, die Christus als Koning zullen erkennen.
Het beeld van Jezus, die met slechts één doek bekleed, aan het
Kruis wordt genageld, wekt het besef dat de ziel die waarlijk christen wil
zijn, ertoe geroepen is, zich zozeer van alles te ontdoen, dat zij als het ware
“zoals zij door God is gemaakt”, zonder enige “vermomming”, opnieuw naar God
terug moet keren nadat zij zich met haar reisgezel, het kruis, heeft
laten verenigen (met andere woorden: nadat zij het kruis der beproevingen van
harte heeft aanvaard. Zovele zielen verbergen zich hun hele leven
lang achter allerlei wereldse oppervlakkigheden (de mening
van anderen, de gedragslijn die door reclame en televisie wordt
“voorgeschreven”, de behoefte om zich zo voor te doen, dat men door anderen
wordt geprezen, enzovoort. In het uur waarin zij oog in oog met hun Schepper
staan, houden zij van dit alles echter niets over: Dan blijft
slechts datgene, wat zij werkelijk in hun hart dragen, en datgene wat zij tijdens hun
leven op aarde werkelijk voor Gods Heilsplan en voor de heiliging
van hun eigen ziel hebben gedaan, of juist niet hebben gedaan. Vele zielen trachten
hun ware gesteldheden te verbergen achter façades van woorden,
gedragingen en inhoudsloze uiterlijkheden. De ontkleding
van Jezus brengt ook hiervoor eerherstel. De ziel kan haar ware hart
misschien voor zichzelf en haar medeschepselen verbergen, maar nooit voor
God, en in het uur van haar levensoordeel kijkt God dwars doorheen de
“kleren” om de kern van de ziel te zien, die de echte waarheid
over de mens en zijn staat van genade of ongenade onthult.
Inderdaad, Jezus aanvaardt Zijn Kruis van harte. Uit Zijn mond
komt tijdens de aannageling geen enkel woord. De pijn in de handen en voeten
terwijl de spijkers er doorheen worden geslagen, is niet te beschrijven.
Bloedvaten scheuren open, pezen, zenuwen en spieren scheuren. De vingers
trekken zodanig samen dat het lijkt alsof elke hand de spijker die er doorheen
wordt geslagen, omklemt. Jezus verbijt de pijn met alle kracht die Hij in Zich
vindt. Hij weet dat Maria Zich niet ver van de plaats van de aannageling
vandaan bevindt, en dat de lucht op Golgotha eerder ijl is. Dit verschijnsel
geldt blijkbaar voor grote delen van Israël, althans in de dagen van Jezus.
Hierdoor draagt elk geluid er verder dan dit in onze streken het geval is.
Jezus wil niet dat Zijn Moeder nog méér zou lijden door bijkomende tekenen
(zichtbare indrukken en hoorbare geluiden) van pijn bij Hem waar te nemen.
De ziel kan delen in de verdiensten van de aannageling van Jezus
aan het Kruis, door al het wereldse in zichzelf te laten kruisigen, er
zich van af te keren, en de kruisweg van al haar beproevingen uitdrukkelijk
één te laten worden met het Verlossingsoffer van Jezus. Telkens de ziel
een wereldse gehechtheid “aan het kruis slaat” opdat deze moge “sterven”, gaat
dit met pijn en lijden gepaard. Men zou het beeld van de kruisiging kunnen
hanteren, en het zo beschouwen, dat de kruisiging van een gehechtheid of van
een persoonlijke zwakheid of slechte gewoonte, gepaard gaat met bloedverlies:
Het “kost de ziel iets”. Dit bloeden, is echter bedoeld als bron
van zuivering voor de ziel, net zoals een wonde kan worden gereinigd
wanneer doorheen deze wonde bloed naar buiten treedt.
Het Kruis met Jezus wordt opgeheven. God toont Zijn Zoon in de
voltrekking van het uiterste Offer van Liefde, boven alle hoofden
verheven als Teken voor datgene wat echt belangrijk is en
waarnaar elke ziel moet opkijken. Zoals God ten tijde van
Mozes elke ziel die tijdens de tocht van het godsvolk doorheen de woestijn,
door een slang was gebeten, genezing beloofde indien zij zou opkijken naar de
bronzen slang die Mozes maakte en op een paal tentoonstelde, zo geldt dit hier
nog des te méér: Elke ziel die door de slang (de duivel) is “gebeten” (op de
bekoring is ingegaan en heeft gezondigd), en die opkijkt naar Jezus, verheven
op het Kruis (= die gelooft in de Verlosser en in de Waarheid van het
Verlossingsmysterie, en aan de eigen Verlossing meewerkt), wordt genezen van
het gif van de zonde, en sterft niet (in de ziel.)
De gekruisigde Verlosser beeldt hier letterlijk uit wie Hij is en
wat Hij aan het doen is: Hij is hier de Verbinding tussen Hemel en aarde, en alle Verlossing stroomt uit de Hemel
door de Gekruisigde heen naar de aarde (= de zielen.
Deze stroom wordt bovendien gesymboliseerd door het Bloed van Jezus,
dat uit Zijn Wonden naar beneden druipt en vloeit.
Aanschouwen wij de Wonden van Jezus. Geen enkel plekje aan Zijn
Lichaam is ongeschonden gebleven. God heeft daarmee een bedoeling: Geen enkel
aspect van het menszijn is vrij van de zonde. De meest opvallende Wonden van
Jezus hebben de volgende diepe betekenis:
De rechter
schouder heeft een diepe,
bloedende wonde, vanwege het langdurige schuren van het zware Kruis op deze
schouder tijdens de Kruisweg, waarbij het Kruis veelvuldig van plaats verschoof
en geregeld vrij hard tegen de schouder en het sleutelbeen terug sloeg. God
toont in deze Wonde aan, hoe zwaar het gewicht van de zonden der
mensheid van alle tijden op de Verlosser drukt, en hoeveel Bloed (= Leven) het
Hem (en de zielen zelf) kost. De Schouderwonde van Jezus moest zo diep worden
omdat talloze zielen hun dagelijkse lasten niet in overgave dragen,
doch integendeel vaak God vervloeken door hun protest, hun
jammerklachten over hun lot, en/of hun neiging om jegens hun medemens hun
beproevingen te benadrukken, met de bedoeling hiervoor ofwel beklaagd ofwel
geprezen te worden.
De beide handen zijn doorboord door de spijkers
waarmee Jezus aan het Kruis is geslagen. Met de handen worden ontelbare
zonden bedreven, zodat de handen vaak instrumenten van angst voor de
medeschepselen worden. Hoezeer verlangt God ernaar, dat de handen van de mens
in alle omstandigheden instrumenten mogen zijn die zegen en vreugde
brengen (die liefkozen, die te eten en te drinken geven, die genezende
handelingen stellen, die lasten helpen dragen, die hulp en verlichting brengen.
Jezus heeft met Zijn handen genezingen gebracht, gezegend, doden opgewekt,
Leven en vreugde gebracht. Met de Wonden van de handen brengt Jezus hier eerherstel
en uitboeting voor de ontelbare handelingen waarmee zielen in alle eeuwen
geen Heil doch lijden over hun medeschepselen brengen.
De beide voeten zijn eveneens doorboord door de
spijkers waarmee Jezus aan het Kruis is geslagen. Deze voeten hebben het
Lichaam van de Messias doorheen het land van Israël gebracht om overal de
Blijde Boodschap, nieuw Leven, en genezing en vreugde te
verspreiden. Jezus brengt met deze Wonden eerherstel en uitboeting voor de
ontelbare dwalingen van zielen (de dwaalwegen der wereld
verwonden “de voeten van de ziel”),
en de ontelbare malen waarbij zielen dingen nalopen, die hun geen stap
dichter bij hun Heil brengen (die hen echter eerder de kostbare tijd
doen verliezen, die God hen dagelijks geeft om hun spirituele
ontwikkeling te bevorderen), of hen zelfs dichter bij hun verderf brengen, en
voor de gelegenheden waarbij zielen zich niet de moeite getroosten om zich naar
een lijdend medeschepsel te begeven om het hulp, verlichting en vreugde te
bieden.
Na de Dood van Jezus zal een Romeinse soldaat doorheen de Zijde van Jezus zijn Hart met
een lans doorsteken. Deze Wonde draagt een geweldige symbolische betekenis: De
Eeuwige Liefde laat zich doorsteken om zich tot de laatste druppel over de
mensenzielen van alle tijden te ontledigen. Het Bloed uit
het Hart van Jezus is de drager van de volheid van het Goddelijk
Leven. Het water uit Zijn Hart is te beschouwen als Goddelijk doopwater
dat de zielen die Jezus waarlijk willen volgen, onderdompelt in Zijn Liefde en
hen totaal kan reinigen. De Verlosser laat
Zijn Hart openen tot eerherstel voor elk gebrek aan Liefde onder de zielen.
Elke zonde, elke misstap, elke dwaling, elke tekortkoming, is een vrucht van
een gebrek aan Liefde, dus van een onvolkomenheid in het vermogen of de
bereidheid van de ziel om Gods Liefde door haar heen te laten stromen om haar
volmaakte vruchten op te leveren. God beschikt dat het Hart van de Christus na Zijn Dood wordt doorstoken, om aan te
tonen dat Hij niet alleen alles heeft gegeven, doch zelfs wil bewijzen
dat Zijn Liefde niets achterhoudt.
Aan het Lichaam van de Goddelijke Verlosser was geen vierkante
centimeter ongeschonden. Wanneer sprake is van “de vijf Wonden van Jezus”,
is deze uitdrukking derhalve even onzinnig als wanneer wordt gesproken over “de
zeven Smarten van Maria”, wanneer wij weten dat Maria een leven heeft
geleid waarin de Smarten, hartenpijnen, geestelijk en zelfs lichamelijk lijden geen
dag ontbraken en de meest uiteenlopende vormen aannamen. Daarom nodigt de
Meesteres van alle zielen elke ziel ertoe uit, de ontelbare onbekende of nooit vermelde Wonden van Jezus te
beschouwen als akten van eerherstel en uitboeting die Jezus heeft volbracht
voor de ontelbare zielen die hun eigen slechte gewoonten en onzuivere neigingen
niet kennen, niet herkennen, of niet willen kennen. Zo nodigt Zij elke ziel ertoe
uit, Haar eigen ontelbare onbekende of nooit vermelde Smarten te
beschouwen als akten van eerherstel die Zij heeft volbracht voor de ontelbare
zielen die niet zien door welke gewoonten, neigingen, handelingen of woorden
zij hun medeschepselen pijn en verdriet berokkenen.
Kort na de verheffing van het Kruis worden de kleren van Jezus
onder de soldaten verdeeld. De enige reden waarom zij belangstelling hebben
voor de kleren van Jezus, ligt in feite hierin, dat God ook hierdoor de zielen
van alle tijden een teken wil nalaten: De mens interesseert zich méér voor
uiterlijkheden dan voor datgene wat echt telt. Op enkele meters afstand
hangt de Goddelijke Messias te sterven voor hun Verlossing, hun Eeuwig Heil,
doch zij hebben slechts belangstelling voor wereldse voorwerpen. Dat is
slechts mogelijk indien de Liefde niet meer stroomt en het hart geen gevoelens
meer koestert ten aanzien van het medeschepsel noch ten aanzien van God. Als
voorwerp met een sacrale waarde beschouwen deze zielen de kleding van Jezus
niet, want zij hebben Hem niet als Zoon van God herkend en
begrijpen niet wat zich hier aan het voltrekken is. Bovendien drukken deze
zielen hier uit, hoezeer de mens steeds bezig is, te oordelen. De kleren
drukken immers de “buitenzijde” van de mens uit, datgene wat anderen van hem
zien. Wanneer zielen de kleren van een veroordeelde onder elkaar verdelen, zijn
zij in feite bezig, aan de diverse onderdelen een zekere waarde te hechten:
“Dit vind ik de moeite waard om te bezitten, het andere minder...”. Het
stoffelijke, datgene wat door de zintuigen waargenomen kan worden, wat bezeten
kan worden en voor geld of een andere tegenprestatie verkocht kan worden,
krijgt voor ontelbaren voorrang boven de Liefde, boven het Eeuwig
Heil, en boven God Zelf.
De lijfrok echter, wordt niet verdeeld, hij wordt
verloot. God stelt ook hierin een teken: De lijfrok was het kledingstuk dat het
nauwst met het Goddelijk Lichaam van Jezus in contact was geweest. Het staat
dus als het ware symbool voor de verbinding tussen de Godheid en de Mensheid
van Jezus. Het feit dat dit kledingstuk niet verdeeld mocht worden, is een
teken naar de mensheid toe, dat God geen enkele verdeeldheid onder de zielen
wenst. Elke ziel die, op welke wijze dan ook, verdeelt (de eenheid
bedreigt), kan geen volgeling van Christus zijn.
Geleidelijk verandert de hemel boven Golgotha. De zon verbergt
zich meer en meer, en de wind wordt nadrukkelijker. De natuur lijkt te
lijden. Aan het Kruis balt Jezus letterlijk het lijden van de hele mensheid
van alle tijden samen om het voor elke ziel van goede wil tot volle vruchtbaarheid
en verdiensten te kunnen brengen. Ziehier de diepe betekenis van de Kruisiging,
zoals deze mij wordt getoond en verklaard:
Jezus wil aan het Kruis de zielen verlossen door hen in de eerste
plaats te bevrijden uit hun gehechtheden aan het wereldse, uit de macht van
stoffelijke behoeften, uit de overheersing van de belevingen van de mens door
zijn wereldse belangen, en uit de neiging van de
zielen om slechts het zintuiglijk waarneembare te beleven als de ware realiteit
van het leven. Door de erfzonde draagt elke ziel de verplichting om haar
bijdrage te leveren tot het herstel van het evenwicht in de schepping, dat door
de erfzonde en alle daarop volgende zonden zwaar is verstoord. De waarde van
deze bijdrage wordt door God afgemeten volgens de mate waarin de ziel de ware
Liefde laat stromen. De stroming van de Liefde wordt bepaald door overgave,
zelfverloochening, toewijding en opgeofferde beproevingen. Zo heeft God het
in Zijn Wijsheid voorzien, en daarom heeft Hij de mens de gelegenheid geboden om
door lijden in lichaam en ziel, in hart en geest, de effecten van de zonde
tegen te gaan en/of ongedaan te helpen maken.
Hierdoor wordt de levensweg van de ziel op aarde tot een kruisweg,
die ontelbare verschillende vormen kan aannemen. Om geen andere reden dan deze
is Jezus Mens geworden, om door Lijden dit herstelmechanisme voor alle
eeuwen te heiligen en te ontsluiten. De meeste zielen leven echter in te
grote gehechtheid aan al het zintuiglijk waarneembare, zodat de kruisen op hun
levensweg spoedig een eigen leven beginnen te leiden. In die gevallen (die
buitengewoon talrijk zijn) kunnen wij zeggen dat de ziel zichzelf kruisigt: Zij
spijkert zich aan haar beproevingen vast, ja zij spijkert zich aan al het
wereldse vast, zodat zij er ten volle de gevangene van wordt. Ook dit wordt
door de Gekruisigde tot uitdrukking gebracht. Inderdaad, de ziel die zich aan al
het wereldse laat kruisigen, is niet vruchtbaar voor Gods Heilsplan,
voltooit haar eigen Verlossing en heiliging niet, en wordt zeer vatbaar voor
alle zonde.
Uiteindelijk is Jezus gekruisigd om de vatbaarheid voor de zonde
en de effecten van alle zonde teniet te doen in de mate waarin de ziel deze
vrucht van de Kruisiging van de Christus in haar eigen leven wil laten rijpen. Wanneer deze wil aanwezig
is, zal het leven van de ziel zijn ware vruchtbaarheid bereiken, doordat de
ziel zich dan niet langer aan haar beproevingen laat kruisigen, doch de
beproevingen in zichzelf zullen kruisigen: Zij zal hen overwinnen door de
Liefde, in de vorm van een rimpelloze overgave en toewijding.
Jezus is vastgenageld aan het Kruis, en heeft dus letterlijk een zeer beperkte bewegingsvrijheid. Zijn positie symboliseert hoezeer de ziel in de wereld de gevangene is van gehechtheden en gewoonten: zij is in vele opzichten als een gekruisigde, want:
·
zij hangt vastgenageld aan het wereldse en aan
haar eigen gewoonten, gehechtheden, zwakheden en neigingen;
·
door haar gehechtheden bezit de ziel
nauwelijks bewegingsvrijheid voor de werken waartoe zij werkelijk geroepen
is (de roeping die God haar heeft gegeven, de taak die zij op aarde moet
volbrengen als haar persoonlijke bijdrage tot het Heilsplan van God voor alle
zielen van alle tijden)
·
De ziel wordt gekweld door de pijnen van de
zonde en ondeugd die uit haar gehechtheden voortvloeien. De gehechtheden zijn
in feite de spijkers waarmee de ziel zichzelf door de wereld laat kruisigen,
terwijl God van haar verwacht dat zij de wereld zou kruisigen (zoals hierboven
aangetoond)
·
De ziel bloedt leeg aan het Ware Goddelijk
Leven, en wordt door haar eigen gehechtheden met de eeuwige dood bedreigd;
·
Zoals Jezus Zich volkomen uitgedroogd voelt,
krijgt ook de ziel meer en meer dorst naar het water van het Leven omdat
zij uitdroogt door de koorts van niet ophoudende bekoringen;
·
Jezus aan het Kruis lijdt onder een toenemende
kortademigheid doordat Hij leegbloedt en veel lichaamsvocht verliest, en Zijn
Bloed steeds minder zuurstof naar Zijn weefsels kan brengen. De ziel wordt kortademig
doordat het haar begint te ontbreken aan de zuurstof van de Heilige Geest.
·
Jezus aan het Kruis lijdt verschrikkelijke
spierkrampen, doordat onder andere vanwege Zijn strakke lichaamshouding de
bloedsomloop in de spieren zo goed als stilvalt. De ziel verkrampt door gebrek
aan innerlijke Vrede omdat het wereldse haar van alle Vrede van hart
berooft;
·
De gekruisigde Jezus verkleumt vanwege de
vertragende bloedsomloop en het feit dat Hij grotendeels ontkleedt op de top
van een heuvel in een steeds toenemende wind en een zich steeds méér
verbergende zon aan een kruis hangt. De ziel verkleumt doordat het Vuur van de
Ware Liefde in haar dooft wanneer zij slechts de belangen van de wereld dient in plaats van deze van God, die
de ware Liefde laat stromen;
·
De Gekruisigde lijdt aan stijgende koorts
vanwege de infectie van Zijn talloze Wonden, en vanwege Zijn toenemende
uitdroging. De ziel die de slaaf is van haar gehechtheden en gewoonten, is
voortdurend ten prooi aan de koorts van eindeloze reeksen van bekoringen.
Vanop het Kruis kan
Jezus in de verte Jeruzalem (de zogenaamde Godsstad) zien. Daar worden lammeren
geslacht voor het joodse paasfeest. Jezus Zelf is echter het ware Paaslam,
dat aan het Kruis hangt te sterven, als het ware geslacht door en voor de
zonden van alle zielen van alle tijden. God wil hier duidelijk maken dat Jeruzalem
haar heiligheid verloren heeft, en dat de kracht der ware Verlossing niet meer
in Jeruzalem (oord van verstarring en van niet-aanvaarding van de Messias) te
vinden is, doch louter en alleen in de Christus, boven op de “berg der zonden”
(Golgotha. Niet het doden van lammeren brengt het Heil, doch slechts het
doden van de zonde, van elke zondige neiging. Slechts het Bloed van de
Messias ontsluit de Eeuwige Gelukzaligheid voor de mensheid, omdat slechts Zijn
Bloed als Bloed van de Godmens drager is van alle zonden van alle tijden, die Hij in
Zich heeft getrokken om hen prijs te geven aan de Kruisiging. Wanneer dit
Bloed, drager van het volmaakte Goddelijke Leven, waarin alle zonden van alle
tijden in aanraking zijn gebracht met de Godheid, het Kruis der Verlossing
(symbool voor alle beproevingen van de mensheid van alle tijden) en de aarde
bevloeit, worden alle beproevingen, alle menselijk lijden, en de aarde zelf,
geheiligd, en wordt dit alles tot de akker voor de Oogst van de
Eeuwige Liefde, het Brood van Eeuwig Leven dat door God is
bereid voor de zielen van goede wil, die hun hele leven opdragen voor de voltooiing
van Zijn Rijk op aarde.
Jezus hangt gedurende
drie eindeloze uren aan het Kruis. Vanaf Zijn aannageling tot een
ogenblik vóór Zijn Dood zal Hij zeven gezegende Woorden spreken. God drukt in
deze Woorden alles uit, waardoor elke ziel in zichzelf de Verlossing kan
voltooien. Laten wij deze Woorden even bekijken:
1. “Vader,
vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen”
Jezus spreekt deze Woorden terwijl Hij aan het Kruis wordt
genageld. De zondige mens nagelt zijn God aan het Kruis om er te sterven. De
beulen staan symbool voor de zondige mensheid, die in elke zonde Jezus opnieuw
geselt, met doornen kroont, met een zwaar kruis belast en Hem in het Hart
treft, zodat Hij, indien Hij niet God was, dagelijks ontelbare malen zou
sterven. Niettemin verwenst Jezus Zijn beulen niet, Hij vraagt voor hen totale
vergeving. God leert de zielen hier, dat Gods Barmhartigheid
onvoorstelbaar groot is, doch ook, dat God vergeeft mits Hij er kan van
uitgaan, dat de ziel werkelijk niet weet wat zij doet. Indien de ziel weet dat
zij aan het zondigen is, of dit kan weten, breekt zij bewust en gewild
Gods Wet.
De eerste zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Vergeef uw medezielen, opdat zij voor de
Verlossing ontsloten kunnen worden, want hun zondigheid houdt hen vast in de
slavernij jegens de grote vijand van God. Het is in Gods ogen zeer verdienstelijk
wanneer een ziel, jegens wie zwaar onrecht is bedreven, niettemin de balsem van
Gods Barmhartigheid afsmeekt voor de schuldige die haar heeft gekruisigd
door beproevingen. Wanneer een ziel haar medemens niet vergeeft, wordt de
schuld van die medemens jegens deze ziel als het ware in een kluis opgesloten,
zodat zij deze schuld blijft dragen en deze niet toegankelijk is voor het
Licht. De ziel die niet vergeeft, sluit ook zichzelf op in diezelfde kluis,
want zij houdt vast aan de schuld van haar medemens (of aan de schuld waarvan
zij meent dat haar medemens die jegens haar
heeft. Hierdoor snijdt ook deze ziel zichzelf af van het Licht dat Verlossing
brengt. Vergeving is de sleutel voor de Verlossing van alle partijen die
deel hebben aan een onenigheid.
2. “Vandaag
nog zult gij met Mij in het Paradijs zijn”
Jezus is op Golgotha geflankeerd door twee misdadigers. De ene
vervloekt en lastert tot de dood toe, de andere vraagt aan Jezus dat Hij aan
hem zou denken wanneer Hij in het Paradijs aankomt. De diepe betekenis hiervan
is deze: Er zullen steeds twee zijden zijn, namelijk zij die tot in de
beproevingen God vervloeken, en zij die in de beproevingen tot inkeer komen,
hun schuld bekennen en om Gods erbarmen vragen. God stelt hier het teken van
Zijn totale vergeving aan deze laatsten, omdat zij rouwmoedig zijn,
hun geloof in Christus
als de Verlosser belijden
en blijk geven van ware
hoop. God toont hier de ziel eveneens dat de hoop, het geloof en
de Liefde nog in het stervensuur voor haar de Hemel kunnen ontsluiten.
De tweede zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Erken de eigen zondigheid en zwakheid, de eigen
schulden jegens God (zowel de schulden rechtstreeks jegens God als deze jegens
de medeschepselen, waardoor God eveneens wordt getroffen. Geef zelfs wanneer de
beproeving haar toppunt heeft bereikt (zoals bij de goede moordenaar, kort vóór
zijn dood) de hoop op de Eeuwige Gelukzaligheid niet op, en geloof dat Jezus
voor elke ziel het Paradijs kan ontsluiten, en dit ook zal doen indien de ziel de wil opbrengt om
in de Verlossing, en in Gods Werken in het algemeen, te geloven.
Vele zielen geven hun geloof in God op omdat de veelheid van hun beproevingen
hen laat menen dat God niet bestaat, of dat Hij geen God van Liefde kan zijn.
Deze zielen hebben het Verlossingsmysterie niet begrepen, hebben
niet begrepen waartoe de mens op aarde is, en hebben niet begrepen dat God de
ziel geen grotere schat kan geven dan de beproeving. De beproevingen (de
kruisen van het leven), en niets anders, kopen de ziel vrij uit de collectieve
schuld van de hele mensheid en uit de individuele schuld van haar eigen zonden,
misstappen, fouten, nalatigheden en onverschilligheden. De goede moordenaar is
een teken van hoop voor de ziel die een zondig leven heeft geleid, hierdoor
bijna het Ware Leven (de toegang tot de Gelukzaligheid) verliest, doch
niettemin het hart voldoende weet te openen om God en Zijn Werken te herkennen,
en God te willen toebehoren (“denk aan mij, vanuit de Hemel –
want ik zou daar bij U willen zijn”.
3. “Vrouw, ziedaar Uw zoon; zoon,
ziedaar uw Moeder”
Jezus ziet vanaf het
Kruis hoe Maria, hoewel Zij waardig en uiterlijk schijnbaar vredig naar Hem
opziet, staat te sterven van Smart, met Johannes als enige van Zijn apostelen
naast Haar. Johannes vertegenwoordigt hierdoor:
·
De weinige zielen die Jezus ook in de
beproevingen, wanneer alles de schijn wekt dat God stervende is, trouw blijven;
·
De priesters die, ondanks de verpletterende
druk vanuit de wereld waardoor men zou kunnen menen dat God stervende is, hun
ogen op de Christus gevestigd houden, in geloof in de verlossende macht van
de Eucharistie, en aan de zijde van Maria. Johannes is
hier de priester zonder enige belangstelling voor de wereld, die blijft
opkijken naar Jezus, Maria in zijn hart sluit (“en de leerling nam Haar
bij zich in huis”), en zijn geloof niet laat ondermijnen door het menselijk
opzicht (de velen die achter hem staan te lasteren en hun vijandschap jegens
Christus en de Zijnen niet verbergen. Johannes wordt hierdoor voorbeeld voor de
traditionele priester, die
slechts kijkt naar Christus en Zijn Werken, niet naar de wereld en zijn
belangen. Hij vlucht niet voor zijn roeping, ook niet wanneer hij ertoe
wordt geroepen, op de top van Golgotha aan de voet van het Kruis te getuigen
van zijn geloof in de Christus en zijn Vuur voor de Christus en Zijn Werken.
Zijn leven is voor hem van geen waarde, het krijgt slechts waarde door de
nabijheid van de Christus.
Met dit derde
Kruiswoord vertrouwt Jezus de hele mensheid, alle zielen, aan
Maria toe. Hij openbaart hier de uiteindelijke eeuwigdurende
opdracht van Maria: Moeder en Meesteres van alle zielen te
zijn. Hij vertrouwt ook omgekeerd Maria aan
de zielen toe, opdat de zielen hun zielengroei steeds door en met
Haar zouden trachten te
voltooien, en zij zich helemaal aan Haar zouden toevertrouwen (totale
toewijding! – waarbij de ziel Maria “bij zich in huis
neemt”, in de kern van haar wezen.)
Jezus maakt mij
deelachtig aan de verzuchting die op dit ogenblik uit Zijn Hart naar de Eeuwige
Vader toe opwelt:
“Vader, moge Zij, zoals Wij het voor alle tijden hebben
beschikt, nu Diegene zijn, die Mijn rol voor de zielen verder zal zetten. Moge
Zij nu voor alle tijden Mijn Werken in hen voltooien, in de mate waarin zij
zich vrijwillig aan Haar zullen geven. Moge Zij, die tot deze opdracht als
Medeverlosseres met Uw Christus is gezalfd, nu in deze hoedanigheid worden
verzegeld, en moge Zij het Heil van alle zielen van goede wil ontsluiten op
kracht van de sleutel der Verlossing, die Ik thans in hen allen heb gelegd en
waarover Zij, Mijn eeuwigdurende Moeder, de Dochter van Uw welbehagen en Bruid
van Onze Geest, alle macht zal hebben, omdat de onfeilbare Wet van Onze
Barmhartigheid dit voor alle tijden zo heeft beschikt. Moge op grond van
Mijn Offer met eeuwigdurende geldigheid, en van Haar heilige volharding in deze
Smart, Haar vlekkeloos Hart het Licht van de Hoop en de Liefde wekken
in alle zielen die geloven dat Ik voor hen de sleutel tot de Eeuwige
Gelukzaligheid heb vrijgekocht, en dat Mijn Moeder door Ons is
gekozen als de gouden Wegwijzer naar de Poort waarop deze sleutel past”.
En de leerling
nam Haar bij zich in huis... Geen woorden kunnen ooit
beschrijven, hoezeer Jezus in deze ogenblikken heeft verlangd dat alle zielen
Maria in zich (in het huis van
hun ziel) zouden opnemen door totale
toewijding aan Maria, waarbij Zij in de ziel kan leven en
heersen, omdat Zij van God de macht en de Wijsheid heeft gekregen om
elke ziel naar de poort van het Eeuwig Heil te leiden.
De derde
zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Wijd u
volkomen aan Maria toe, opdat Zij u moge kunnen begeleiden, beschermen,
zuiveren, heiligen, omvormen. In Haar verkondiging als de Meesteres van
alle zielen zal Maria twintig eeuwen na Golgotha verklaren dat God Haar de
macht heeft gegeven om zielen die zich totaal aan Haar weggeven, te helpen
voeren naar een staat van volkomen heiligheid door “compensatie” van de
effecten van de erfzonde in de ziel. Zo zal Zij als Meesteres van alle zielen
Haar oorspronkelijke roeping volbrengen, die eruit bestaat dat Zij elke ziel,
die bereid is om zich volkomen aan Haar weg te geven, van binnen uit zal
begeleiden naar de voltooiing van de Verlossingswerken van Christus in zich,
terwijl Zij de ziel in elk aspect van haar wezen zal trachten om te vormen
opdat deze ontvankelijk zou worden voor de volheid van het Licht, of anders uitgedrukt:
opdat haar akker klaar moge zijn om het Goddelijk zaad van Verlossing in zich
op te nemen en te laten rijpen, als haar eigen bijdrage tot de Oogst van de
Eeuwige Liefde.
4. “Ik heb dorst”
Ik heb er reeds op gewezen dat Jezus vanaf het Laatste Avondmaal
geen slok vloeistof meer tot Zich had genomen. Wegens het overvloedig
bloedverlies vanaf de Hof van Gethsemani (het bloedzweten!) Via de geseling, de
doornenkroning en de Kruisweg tot en met de uren aan het Kruis, en de
overvloedige transpiratie vanaf het Laatste Avondmaal (waar Hij in een
koortsige transpiratie leek te baden), was Jezus’ Lichaam op het ogenblik
waarop Hij aan het Kruis werd opgeheven, reeds in heel verregaande mate
uitgedroogd. Hij leed hierdoor een intense dorst. De dorst van Jezus reikte
echter oneindig veel verder dan deze van het Lichaam: de Verlosser had dorst
naar zielen, die Zijn Verlossingswerken in zich tot bloei zouden laten komen.
Het Goddelijk Leven wordt door de Meesteres van alle zielen vaak
vergeleken met water voor de ziel, in vergelijking met de levenschenkende,
reinigende en verfrissende eigenschappen van water voor het lichaam. Water kan
een uitgeput lichaam een gevoel van wedergeboorte geven. Voor het water van
Goddelijk Leven geldt dit letterlijk. Aan het Kruis verlangt Jezus er vurig
naar, dat Zijn dorst ontelbare zielen in alle tijden water van Goddelijk Leven
zal bereiden, en dat al Zijn vergoten Bloed als Water van Goddelijk Leven de
dorst van vele zielen naar het ware Leven, de ware Liefde en het ware geluk voor
eeuwig zal lessen. Door Zijn verlangen naar vloeistof, trekt Jezus in wezen op
het spirituele vlak het water van Goddelijk Leven naar alle zielen toe, die Hij
in de Hof van Gethsemani op de meest intense wijze in Zich heeft getrokken.
Hierdoor opent Hij de stroom van dit “Water” voor alle zielen die doorheen alle
eeuwen met Hem verenigd zullen willen zijn, en laaft Hij tezelfdertijd Zichzelf
met zielen.
In Jezus’ Hart welt het volgende gebed op:
“O Vader, ontsluit toch nu de Bronnen der Eeuwige Genade,
die Ik thans met al Mijn Bloed heb gevuld. Moge geen ziel meer dorst hebben, tenzij
naar de vervulling van Uw Wil, die het Ware Leven geeft. O geef Mij zielen,
opdat Ik hen kan dopen in het Water van Goddelijk Leven, dat voor eeuwig zal
stromen door de offerande van Mijn Bloed. De Goddelijke Ruil, o Mijn Vader...
Mijn Bloed voor hun Verlossing... Mijn dorst voor hun lafenis”.
Er wordt Jezus nu een spons op de lippen gedrukt, die is gedrenkt
in een zure vloeistof, en die Hem (omdat Hij hoog aan het Kruis hangt) wordt
aangereikt door middel van een hysopstengel. Het is opmerkelijk dat hysop een
dubbele spirituele betekenis heeft: kleinheid (nederigheid) en zuivering. Jezus
wordt gering geacht (kleinheid), volbrengt Zijn Goddelijke roeping in de allerdiepste
nederigheid (de Godmens verloochent Zichzelf totaal voor de zielen), en
doet dit voor de diepe zuivering van de zielen. De vloeistof die Hem op de
lippen wordt gedrukt, is zo zuur, dat zij in Zijn verdroogde en gekloven lippen
brandt en Hem niet laaft, doch kwelt: Er wordt een hoge prijs betaald
voor elke ziel die de Christus zal volgen. Het water van Goddelijk Leven zal
wel naar de zielen stromen,
doch zal in vele zielen slechts met de grootste moeite worden opgenomen.
De vierde zaligmakende les voor de zielen luidt dus: God verlangt van elke ziel dat zij onophoudelijk dorst zou hebben naar de
verwezenlijking van Gods Heilsplan. De ziel die door deze dorst
wordt gedreven, stelt haar leven in dienst van Gods Werken, en leeft elk
detail van haar leven zodanig dat al haar daden, woorden, gedachten, gevoelens
en verlangens het Water van Goddelijk Leven voor haar medeschepselen helpen
bereiden. De stroming van het Water van Goddelijk Leven, drager van de
Goddelijke Liefde, wordt niet alleen bepaald door de Wil van God, doch
ook door het verlangen van de zielen naar God en naar hun Verlossing. Dit
verlangen zuigt als het ware het Water van Goddelijk Leven naar de ziel toe,
zodat de stroming versnelt. Hoe meer zielen een dergelijk verlangen
koesteren, des te krachtiger wordt de stroom van de Liefde
doorheen de schepping en des te vlugger kan Gods Heilsplan zijn voltooiing
bereiken.
5. “Mijn God,
Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten”
Het Lichaam van de Christus is letterlijk bijna leeg gebloed: Het
Bloed der Verlossing, drager van het Water van Goddelijk Leven, wordt druppel
na druppel uit Zijn Lichaam geperst, en elke druppel bevat de volheid
der Goddelijke Verlossingskracht, omdat de Messias geen
ogenblik ophoudt, dit proces van Zijn lichamelijk sterven bewust te verbinden
met Zijn volmaakte Liefde en Zijn vaste Wil om dit alles te voltooien. Terwijl
vele mensenzielen hun leed draaglijker trachten te maken door het zo veel
mogelijk uit hun bewustzijn te verbannen, beleeft de lijdende Christus Zijn
lichamelijke en geestelijke gewaarwordingen juist zo bewust mogelijk,
opdat Hij Zich letterlijk in elke seconde van het Lijden totaal moge kunnen
ontledigen, en elke druppel van Zijn Bloed actief zou worden geladen met
Zijn Wil om te verlossen, en met Zijn Liefde, die het Ware Leven brengt.
Teneinde dit Lijden zijn maximale vruchtbaarheid binnen Gods
Heilsplan te verlenen, wordt in de Godmens de Goddelijke natuur in deze uren
meer dan ooit verborgen, en leeft in Jezus de actieve
Wil om “door en door mens te
zijn”. Hij stelt hier het ultieme bewijs voor de onbegrensdheid en volmaaktheid
van Zijn Liefde: Hij wil mens
zijn om deze beproeving
der beproevingen honderd procent als mens te doorstaan en te ervaren.
Welk nut en welke waarde zou het Verlossende Lijden hebben, indien het als God, vanuit een Goddelijke ervaring, zou worden
beleefd? De Goddelijke natuur kan zich immers boven alle lijden verheffen, want
God is Meester over alle gewaarwordingen.
Zo ervaart Jezus hier de gewaarwording,
die vrijwel elke mensenziel in bepaalde uren van het leven op aarde gedurende
kortere of langere tijd ervaart: de eenzaamheid, het gevoel van zelfs
“door God verlaten te zijn”. Terwijl Jezus deze woorden uitstoot, lijdt
Hij intens onder het feit dat vele zielen geen oog hebben voor de
noden van hun medeschepselen, zodat op aarde talloze schepselen zich zelfs
door God verlaten voelen. Telkens een ziel verzuimt, een andere ziel te
troosten, haar te helpen, bij haar te zijn in haar nood of in haar eenzaamheid,
verzuimt zij in werkelijkheid, in deze andere ziel het gevoel en het geloof te
wekken, dat God tegenwoordig is. Het maakt deel uit van de
roeping van elke ziel op aarde, God tegenwoordig te stellen jegens haar medeschepselen. Op deze wijze moet elke ziel ertoe bijdragen, de
Tegenwoordigheid van God op aarde voelbaar te houden. Jezus heeft Zijn
kreet
“Eloi, Eloi, lama sabakthani?"Dus ook geslaakt tot eerherstel en uitboeting voor elke ziel die een medeschepsel (mens of dier) het gevoel geeft dat God niet bestaat, dat God het niet liefheeft, of dat er geen Liefde bestaat.
“Eloi, Eloi, lama sabakthani?"Dus ook geslaakt tot eerherstel en uitboeting voor elke ziel die een medeschepsel (mens of dier) het gevoel geeft dat God niet bestaat, dat God het niet liefheeft, of dat er geen Liefde bestaat.
Uit het Hart van Jezus wellen in stilte vol droefheid de woorden
op:
“O Vader, hebben Wij de mensenziel niet voorzien als Onze vertegenwoordigster
naar elk schepsel toe? Waarom dan, zullen in Onze schepping zovele
schepselen het gevoel hebben dat Wij niet bestaan, of dat Wij onverschillig
zijn voor hun lot? O moge dit Lijden de zielen de Liefde instorten, die hen in
staat zal stellen en hen met de wil zal vervullen, hun medeschepselen
te laten voelen dat deze schepping door de Liefde wordt bestuurd, en dat God geen enkel van
Zijn schepselen ooit verlaat. Mogen zij, in Mijn navolging, elk
medeschepsel met de vreugde van Onze Tegenwoordigheid vervullen, die door hen
heen doorheen de schepping zal stromen naarmate hun eigen geloof, hoop en
Liefde, en hun eigen wil om één met Ons te zijn, zullen groeien”.
De vijfde zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Drink zo intens het Licht van Christus in u op, dat u voor de hele schepping een
spiegel van God kunt zijn, zodat elk schepsel in uw nabijheid de
Tegenwoordigheid van God kan ervaren door gevoelens van Vrede, vreugde,
geborgenheid, moed, vertrouwen, hoop en Liefde.
6. “Het is
volbracht”
De Christus is op de wereld gekomen om de voltooiing van Gods
Heilsplan voor te bereiden en mogelijk te maken, om de zielen de sleutel te
geven waardoor zij hun eigen kerker zullen kunnen openen, mits zij bereid
zijn om Jezus na te volgen in het concrete voorbeeld van Zijn handelingen en
innerlijke gesteldheden. Zijn hele Leven had Hij in dienst van deze opdracht
gesteld, geen ogenblik liet Hij verloren gaan om dit Goddelijk zaad uit te
strooien. De hele tijd van het Lijden was voor Hem de ware bekroning, de
voltrekking van de heilige bruiloft met het Kruis, en door het Kruis, met de
lijdende mensheid – lijdend in lichaam (door de vele beproevingen van elk
mensenleven) en ziel (door de slavernij jegens de zonde, die de Eeuwige
Gelukzaligheid onmogelijk maakt. De Messias was in de wereld gezonden om de
ketenen van deze slavernij te breken, niet om de mensheid uit het lichamelijke lijden te bevrijden. Het lichamelijke
lijden zou voor alle mensenzielen van alle tijden het grote middel tot
ontsluiting van het zaad van het Verlossingswerk van Jezus blijven.
Ware navolging van Christus betekent: Zo leven, dat alles waartoe
de ziel in de wereld is gezonden, volbracht kan worden. De ziel moet elk
ogenblik van haar leven op aarde op haar ware roeping gericht blijven,
opdat zij elke dag dichter bij de volbrenging van haar levenstaak
kan komen.
De zesde zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Doorheen Jezus’ smachtende verzuchting “Het is volbracht” roept
God elke ziel ertoe op, dat zij zich
over haar ware roeping, haar ware levenstaak, zou bezinnen, en
haar hele leven tot in de details zo zou inrichten dat zij deze opdracht met een zo
hoog mogelijke vruchtbaarheid kan volbrengen. In de praktijk komt
dit neer op een leven in volkomen dienst aan God, voor een volkomen
heiliging van de eigen ziel en een maximale bijdrage tot de volbrenging van
Gods grote Heilsplan voor alle zielen van alle tijden. In deze Laatste
Tijden leert God de zielen, dat de gouden weg hiertoe deze is van
de totale, onvoorwaardelijke en eeuwigdurende toewijding aan
Maria als de Meesteres van alle zielen, in
toepassing van Haar onderrichtingen in de Wetenschap van het Goddelijk Leven.
Er is geen vruchtbaarder weg naar een rijke oogst
dan deze.
Luisteren wij naar de verzuchting in het Hart van de Verlosser:
“O Vader, Mijn hele Leven als de Mensenzoon op deze aarde
heb Ik geleid in het volle bewustzijn dat Ik van U ben uitgegaan en dat Ik niet
naar U terug zou keren alvorens Ik alles zou hebben volbracht waartoe Ik in de
wereld was gezonden. Niets heb Ik achterwege gelaten om de mensenzielen Mijn
Liefde te bewijzen, deze Liefde in hen te zaaien, en het zaad te begieten met
de tranen van Mijn verlangen naar hun ware Geluk. Thans weet Ik dat het volbracht is,
want Ik heb alles gegeven wat Mijn Lichaam aan Goddelijk Leven in Zich had
gekregen, en Mijn Hart zal zich voor alle eeuwen over het zaad blijven uitstorten.
Geen werk van duisternis, of het zal ooit door Ons Licht worden ontmaskerd en ontkracht. Geen ellende, of zij
zal ooit worden opgenomen in de Eeuwige Gelukzaligheid
en Vrede, en in de Liefde waarin Ons Rijk op aarde gedrenkt zal zijn. Het is
volbracht voor alle tijden, en het zal volbracht zijn in elke ziel, die met
een oprecht hart zal verlangen om Ons toe te behoren, en om van harte te
kiezen voor het kruis in verloochening van de verlokkingen en de
dwaallichten der wereld”.
7. “In Uw
handen beveel Ik Mijn Geest”
De laatste ogenblikken van Jezus’ Leven op aarde naderen. Hij
heeft alles gegeven wat Hij had. Op grond van Zijn Goddelijke natuur
betekent dit, dat Hij de mensheid letterlijk de volheid van Gods Gaven heeft
bereid. Er is niets groters dan de Verlossing, want zij opent voor de ziel de
Eeuwige Gelukzaligheid. Jezus geeft ook zichtbaar alles: Hij geeft Zichzelf aan de
mensheid. Zoals Hij de vorige avond Zijn Tegenwoordigheid bij de
zielen heeft vereeuwigd in de instelling van de Eucharistie, zo bekrachtigt
Hij nu dit Sacrament door het vergieten van Zijn laatste druppel Bloed, en door
Zijn Lichaam prijs te geven aan het Kruis, dat symbool staat voor de
beproevingen van elk mensenleven op aarde, voor de enige en Eeuwige Waarheid
van God, voor de Verlossing, en voor de dood van de zonde.
De laatste ogenblikken van Jezus aan het Kruis symboliseren
derhalve de volheid van de overgave van God aan Zijn mensenzielen, de
volheid van Zijn Liefde, en de belofte van de volmaakte en restloze overgang
van het sterfelijk menszijn in de vereniging met God: De lijdende mens kan
precies doorheen de kruisen van zijn levensweg één worden met God en
met de volheid van de ervaring van de ware, vlekkeloze Liefde.
In het bewustzijn dat Hij alles heeft volbracht, leert Jezus de
zielen nu het enige wat elk leven op aarde zijn ware zin geeft:
de totale overgave aan
God. In Zijn woorden “Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn Geest” toont
Jezus dat de waarde van het mensenleven met al zijn beproevingen wordt
ontsloten door de toewijding van de ziel en van de hele voorbije levensweg, die
zij in zich heeft opgenomen, aan God. God zal deze leerstelling in deze Laatste
Tijden via Maria laten herhalen in Haar onderrichtingen over de
Mariatoewijding als gouden weg naar God. In de totale
toewijding aan Maria als Meesteres van alle zielen geeft de ziel gevolg aan de oproep
van Jezus tot toewijding aan Maria en tot overgave van de ziel aan God.
De lijdende Verlosser Zelf bekrachtigt in Zijn woorden, uitgesproken tijdens de
bereiding van de Verlossing, dat de waarde van een mensenleven wordt bekroond
wanneer de ziel zich met heel haar wezen en haar hele levensweg totaal aan
Maria, en via Haar aan God geeft. Alleen zo kan ook de ziel aan het einde van
haar leven op aarde zeggen: “Het is volbracht” en “in Uw handen beveel ik mijn
geest = alles wat ik ben, wat ik heb, en elk detail van het voorbije leven, dat
ik helemaal voor U heb geleefd”.
De zevende zaligmakende les voor de zielen luidt dus: Het leven van de ziel op aarde verkrijgt zijn ware
vruchtbaarheid slechts wanneer
dit leven aan God wordt opgedragen. De zielen die de lessen
vanwege de Meesteres van alle zielen in acht nemen, weten dat er geen betere
weg bestaat om dit te doen, dan de totale toewijding van hun hele leven en van
hun hele wezen aan Maria, die deze allesomvattende offerande zal
bekrachtigen en aanvullen met Haar oneindige Liefde, en het geheel van dit
dubbele offer aan God overdraagt. De offerande van de ziel aan God maakt haar
leven vruchtbaar, maar wanneer Maria de ziel in Gods handen legt, draagt
deze offerande bovendien nog de geur van Maria’s heiligheid, en
Haar handtekening. Gods Barmhartigheid wordt op geen enkele wijze zo krachtig
gewekt als door de offerande van een mensenleven en een ziel die onder
Maria’s heerschappij zijn gesteld, want Maria is het
symbool voor de volkomen overwinning op de duisternis en voor de volmaakte
Liefde tot God.
Zo leren wij uit de
zeven Kruiswoorden van de Verlosser de lessen, die voor de zielen zouden kunnen
dienen als richtlijnen op hun
weg naar de ontsluiting van de schat der Verlossing in zichzelf:
1.
Schenk totale en onvoorwaardelijke vergeving
aan hen die jegens u misdoen.
2.
Erken uw eigen
zwakheid, zondigheid en schuld jegens God, wees rouwmoedig, geloof in Christus
als de Verlosser, en koester een oprechte hoop op de uiteindelijke
Verlossing.
3.
Wijd u totaal en onvoorwaardelijk
aan Maria toe.
4.
Verlang onophoudelijk naar
de voltooiing van Gods Heilsplan.
5.
Wees in alle omstandigheden jegens al
uw medeschepselen een spiegel van God, en maak Zijn
Tegenwoordigheid voor hen voelbaar.
6.
Bezin u over uw ware roeping en
levenstaak, en tracht deze met de hoogste vruchtbaarheid te
verwezenlijken.
7.
Gedenk uw hele leven lang, maar
vooral in uw stervensuur, dat u God toebehoort, en dat u naar
Hem terugkeert door Hem uw verlangen daartoe te kennen te geven.
|
Jezus sterft aan het Kruis. De mens sterft ook vastgehecht aan het kruis van zijn leven, want de beproeving van het aardse leven duurt voort tot in het stervensuur. Het grote verschil is dit: Jezus heeft de weg naar Zijn stervensuur bezaaid met een ononderbroken rij van zaadjes van heiligheid en Liefde. De ziel leeft vaak zo oppervlakkig, dat ook haar beproevingen niet bewust van de Hemelse saus van de Liefde zijn doortrokken. Elke beproeving, die niet werkelijk bewust met Liefde wordt bekleed en niet aan God (bij voorkeur via Maria) wordt toegewijd, blijft onvolkomen, omdat zij niet met God in verbinding wordt gebracht en hierdoor dus menselijk blijft. Het is weliswaar de menselijke natuur die lijdt, maar het is de bekleding van de vruchten van dit menselijk lijden met het Goddelijke kleed van Liefde en toewijding, die alle lijden voor God ten volle bruikbaar en nuttig maakt.
Het stervensuur van Jezus is getekend door een
buitengewoon machtige mystieke symboliek, waarvan een aantal
tekenen zichtbaar zijn, doch de meeste aan de ogen der zielen worden
onttrokken:
·
De hele streek rond Jeruzalem schudt in een aardbeving,
alsof God wil aantonen dat de hel in beroering is doordat de effecten
van het Verlossingswerk zich voor het eerst in alle hevigheid uitstorten in de
regionen der duisternis.
·
Ondanks het uur van de dag (drie uur in de
namiddag) is de hemel donker, alsof God wil aantonen dat de
zonden, die nu als het ware uit de mensheid worden getrokken, nu aan de Hemel
zijn toevertrouwd en als een ondoordringbaar wolkendek tijdelijk Gods Licht van
de aarde wegnemen. God lijkt hier de boodschap zichtbaar te maken, dat dit de
wijze is, waarop Hij de niet-verloste mensheid heeft gezien.
·
Er barst een onweer los boven de Godsstad,
alsof God wil aantonen dat de atmosfeer der zondigheid zich nu totaal ontlaadt
om nieuwe vruchtbaarheid, nieuwe zuurstof en stromen van genaderegens over de
zielen van alle tijden te laten neerkomen.
·
In de tempel van Jeruzalem scheurt het
voorhangsel, alsof God wil aantonen dat het oude heiligdom heeft
afgedaan en dus niet langer aan het oog der zielen onttrokken hoeft te
blijven, en dat het ware Allerheiligste, de ware Tempel en de ware
Hogepriester nu verenigd zijn in de Christus, het ware Paaslam,
wiens Bloed de enige ware Verlossing brengt.
·
In de allerlaatste ogenblikken van Zijn Leven
voel ik in het Lichaam van de Verlosser een combinatie van de volgende
verschijnselen:
* ademstilstand,
doordat Zijn Lichaam volkomen leeggebloed is. Deze ademstilstand wil de
verstikking van de ziel door de zonde aantonen, daar de zonde verhindert
dat de ziel de zuurstof van de Heilige Geest in zich opneemt;
* totale
verkramping van alle spieren, die plots overgaat in complete
gevoelloosheid. Deze toestand wijst op de verstarring van de ziel die
steeds weer zondigt, en de plotse overgang naar een gevoelloosheid
ten aanzien van het zondigen: De ziel wordt steeds onverschilliger tegenover
het zondigen, en verliest alle gevoel voor het Hart van God, dat intens
lijdt onder elke misstap;
* sterke
hartritmestoornissen, en uiteindelijk hartstilstand, door het enorme
bloedverlies en tenslotte het ontbreken van alle bloed. Hierin wordt aangetoond
hoe het hart (het gevoelscentrum en de “motor” van het leven) onder
invloed van de zonde steeds verder afsterft: De zonde wordt begaan door een
tekort in de Liefde, en laat de Liefde steeds méér uit de ziel wegvloeien,
zodat de ziel letterlijk begint te sterven.
Het Hart van de Godmens klopt niet meer.
Zijn menselijk Leven is voorbij, en geldt nu als onderpand voor
de bekrachtiging van het Nieuw Verbond: Elke ziel, die bereid is, in Jezus Christus
en Zijn Verlossingswerken te geloven, en deze Werken in zichzelf te
voltooien door Christus volkomen na te volgen in het voorbeeld van
Zijn Leven en in de liefdevolle opoffering van alle beproevingen, ontsluit voortaan zichzelf voor de ware heiliging en de Eeuwige
Gelukzaligheid.
Het stervensuur van Christus is drie uur in de namiddag. Het lijkt
wel alsof God ook de joden naar het ware
Paaslam wil verwijzen: Het
was bij de joden gebruikelijk dat de paaslammeren (de lammeren die werden
geofferd voor het joodse Pesach-feest) om drie uur in de namiddag werden
geslacht. Ook het enige ware Paaslam, Jezus Christus, werd dus om
drie uur “geslacht”, als om aan te tonen hoe waar het Woord van Christus is,
waarin Hij zegt dat Hij niet is gekomen om de Wet op te heffen, doch om de
vervulling te brengen. In Zijn Lijden en Dood brengt Hij deze vervulling,
en God bepaalt zelfs dat het uur van de voltooiing identiek zal zijn aan het
uur zoals dit in de oorspronkelijke Wet was vastgesteld, opdat de zielen mogen
zien dat zij vanaf dit uur niet meer achterom mogen kijken, doch dat met
Jezus Christus een nieuw tijdperk is begonnen, het tijdperk van de voleinding,
het Nieuw en Altijddurend Verbond. De parallel gaat nog verder:
Hoewel het gebruikelijk is, dat van gekruisigden de beenderen
worden gebroken, gebeurt dit bij de Christus niet.
Ondanks de ontelbare verminkingen, die dit Goddelijk Lichaam heeft ondergaan,
wil God niet, dat Zijn botten worden gebroken, en dit om drie redenen:
·
*Ook bij het Pesach-lam, dat om drie
uur wordt geslacht, mochten de botten niet worden gebroken. De Christus (het
enige ware Paaslam), die de vervulling komt brengen, mag hierop geen
uitzondering zijn.
·
*Het breken van de beenderen zou
gelijkstaan met een verbreking van de eenheid binnen dit Lichaam, dat
voor God ook symbool staat voor de verbinding tussen God en de zielen,
voor de onverbrekelijkheid van de Goddelijke Belofte van het delgen van de
schuld der mensheid. In dit Lichaam mag niets “gescheiden” worden.
·
*Het merg van beenderen is de bedding
waar bloedlichaampjes worden gemaakt. Het Bloed van Christus is de
drager van het Goddelijk Leven en van de Verlossing. Het
breken van de beenderen zou symbool staan voor het verbreken van deze Bron
van Goddelijk Leven en Verlossing.
|
De dood is geen einde: In het kader van Gods eeuwigdurende Heilsplan is zij het begin van het ware Leven. Voor de Dood van Jezus Christus geldt dit in de diepste zin van het woord. De Dood van de Godmens is de definitieve opening van het Tijdperk van de ware Hoop, de ontgrendeling van de Hemelpoort. De Graankorrel wordt aan de aarde (= de akker van elke ziel van goede wil) toevertrouwd, om er de Oogst van de Eeuwige Liefde voor te bereiden, waaruit Gods Barmhartigheid voor alle eeuwen het Brood van Goddelijk Leven zal scheppen.
BRON: onderrichtingen Maria Domina Animarum
Apostolaat: (zie onderrichtingen: Boeken: De oogst van de eeuwige liefde)
“Jezus komt aan het laatste stuk van Zijn Kruisweg, de beklimming van Golgotha…” |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.