DE TROONZAAL VAN HET HART
Beschouwing geïnspireerd door de
Heilige Maagd Maria
Beschouwing over het hart als troonzaal
voor God, en de H. Mis als plechtigste vorm van audiëntie bij God in het eigen
hart.
“De Koning en de Koningin-moeder” |
God is de Grote Koning van de Schepping. Van nature is de hele
Schepping Zijn Rijk, doch de aarde wordt hem door de vorst der duisternis
betwist. God zendt al Zijn onderdanen (de mensenzielen) op een door Hem
voorzien tijdstip naar de aarde voor een leven dat kan worden vergeleken met
een werk- en strijdverblijf, gedurende hetwelk elke onderdaan met de inzet van
zijn hele wezen en zijn hele leven de aarde voor Zijn Koning moet helpen
heroveren. Slechts wanneer de Koning de aarde opnieuw ten volle tot deel van
Zijn Koninkrijk kan uitroepen, zal de aarde een spiegel worden van het
Koninkrijk van de Eeuwige Liefde en Vrede.
Slechts in de
tegenwoordigheid van de Koning kan de onderdaan het ware geluk
vinden, want de Koning is de Bron van de Eeuwige Liefde en Vrede.
Slechts in een innig contact van Hart tot hart kan
de Koning Zijn gesteldheden van ware liefde, diepe vrede en innerlijke harmonie
in Zijn onderdanen tot bloei brengen. Hoe meer de onderdaan zijn Koning leert
zien zoals deze werkelijk is, des te meer en des te oprechter zal
hij de Koning leren liefhebben. De onderdaan zal ernaar verlangen, zijn Koning
te bezoeken, want hij zal ontdekken dat slechts de Koning hem het Ware
Geluk kan brengen. Aan een bezoek bij de Koning zijn echter tijdelijke
grenzen gesteld:
De onderdaan kan de
Koning pas in Zijn Paleis (de Hemel) bezoeken zodra de eerstgenoemde gedurende
zijn werk- en strijdverblijf op aarde heeft aangetoond dat hij de Wetten van
het Hemels Koninkrijk volkomen trouw is geweest en gebleven, met andere
woorden: zodra hij zijn aardse leven heeft voltooid in volle deugdzaamheid,
respectievelijk elke overtreding tegen Gods Wet heeft goedgemaakt (een
goedmaking die wij kennen als het uitboetingslijden in het vagevuur.)
De
liefdevolle en barmhartige Koning weet echter dat de onderdanen Zijn
tegenwoordigheid nodig hebben, en Zelf wil Hij ook voelbaar
bij hen kunnen zijn. Daarom heeft Hij een mogelijkheid voor geregelde
bezoeken van Zijn onderdanen aan Hem voorzien, terwijl zij nog op aarde
leven. Hij heeft elk van Zijn onderdanen voorzien van een hart, een
centrale in dewelke de levenskracht van de Koning wordt
verzameld en vanuit dewelke deze Kracht het hele wezen van de onderdaan kan
voeden en zich over zijn leefwereld moet verspreiden. In die centrale heeft de
Koning mogelijkheden voorzien om een troonzaal in te richten,
waarin de onderdaan bij Hem in audiëntie kan worden ontvangen.
Een dergelijke audiëntie kan worden verkregen telkens de onderdaan van harte
verlangt, de Koning te bezoeken. Op een zeer plechtige wijze echter,
voltrekt zich de audiëntie van de onderdaan bij de Koning naar aanleiding van
een Heilige Mis.
Wanneer de onderdaan
de Heilige Mis bezoekt, behoort hij dit te beschouwen als een plechtige
audiëntie bij de Grote. Indien de Koning in de troonzaal van het eigen hart
onderdaan om welke geldige reden dan ook niet in staat is om deze plechtige
audiëntie te voltrekken, kan hem op dezelfde plaats een audiëntie worden
vergund ter gelegenheid van een geestelijke communie waarbij de
onderdaan de Koning waarlijk, oprecht en liefdevol verlangt te ontmoeten.
Voor elke audiëntie
bij de Koning in de troonzaal van het eigen hart, niet slechts voor een
'plechtige' audiëntie (Heilige Mis) doch ook voor een wat informelere vorm van
audiëntie (de contacten met de Koning in doen en laten en in gebed)
moet de onderdaan de juiste gesteldheid bezitten: De troonzaal moet op
passende wijze worden ingericht. De onderdaan zal daartoe:
·
Zijn hart verwarmen
met een oprechte, onvoorwaardelijke Liefde, die hij niet alleen
rechtstreeks naar de Koning toe zal tonen doch evenzeer naar alle andere
onderdanen van het Eeuwig Rijk (alle medezielen), het hele dierenpark van de
Koning en alle koninklijke domeinen (de hele natuur.) De Koning wekt de diepste
Liefde, want Hij regeert met volmaakte rechtvaardigheid en richt al Zijn
beschikkingen uitsluitend op het Eeuwig Geluk van Zijn
onderdanen. Al Zijn handelingen (de tussenkomsten van Zijn Voorzienigheid en
van Zijn Genade) worden gedreven door een intens verlangen dat het elke onderdaan
(elke ziel) goed moge gaan voor
de eeuwigheid, ook al moeten daartoe op kortere termijn (de duur van
het aardse leven) offers worden gebracht.
·
De troonzaal, en de troon in het bijzonder, poetsen met zijn dagelijkse
inspanningen om alle deugden te beleven in hun volmaaktheid.
·
De troonzaal bekleden
met de siertapijten van de eerbied. De Koning is almachtig. Hij
heeft Zijn hele Koninkrijk Zelf gemaakt, heeft er de Grondwet vastgelegd en
beschikt over leven en dood van al Zijn onderdanen. Hij is alle eerbied méér
dan waardig, want ondanks de talloze overtredingen tegen Zijn Wet blijft Hij
ijveren voor het Eeuwig Geluk van elke individuele onderdaan;
·
Zijn hart wijd geopend houden voor de intrede van
zijn Koning, door de instandhouding van een vast geloof in God en in Zijn Werken, Zijn
eeuwenoude onveranderlijke Wetten, Zijn Beloften, en in de zin van de eigen
beproevingen.
De
onderdaan bewijst zijn trouw aan de Koning het beste door de audiënties niet te
beschouwen als kortstondige ogenblikken, die weinig of niets met de overige
ogenblikken van zijn leven te maken hebben. De onderdaan kan dit bewijs leveren
door de troonzaal van zijn hart in orde te houden, elk moment van
de dag en de nacht, want de Koning zal de troonzaal ook geregeld onaangekondigd
betreden om zich van de oprechtheid van de dienstbaarheid van Zijn onderdaan te
overtuigen. Daarom moet het hart blijvend worden ingericht tot
een troonzaal. De Koning wil immers het contact met Zijn onderdanen niet
beperken tot kortstondige bezoeken, Hij wil op de ontmoetingsplaats een
koninklijke residentie optrekken, daar Zijn Grondwet tot in de kleinste
details uitwerken, en er de onderdaan inwendig leiden in al zijn doen en
laten. Het hart moet de kamer zijn, waarin Gods Wet als een Gouden Boek in
waardigheid wordt bewaard en vanuit dewelke deze Wet van harte en oprecht wordt
opgevolgd.
Het hart moeten wij
beschouwen als een kamer in het huis (de ziel) van de onderdaan, een kamer met
een menselijke inrichting, die echter een onmetelijk potentieel in zich draagt
om volledig nieuw te worden ingericht, want de Koning heeft er van meet af aan
materialen voorzien waarmee de herinrichting kan gebeuren.
Opdat de herinrichting
exact zou kunnen gebeuren volgens de verlangens van de Koning, maakt de Koning
het mogelijk dat de onderdaan een plechtige overeenkomst sluit
met de Koningin-Moeder (de Heilige Maagd Maria, de Moeder van Gods
Zoon), die alle volmachten bezit voor de herinrichting van alle
huizen in het Koninkrijk teneinde het hele Rijk volledig te ontwikkelen tot een
geheel waarvan alle elementen een volmaakt vruchtbare werking volgens de
Grondwet van de Koning mogelijk maken. De Koningin-Moeder was een Vrouw uit
Gods Volk, Die ooit door de Koning is uitverkoren tot volmaakt Paleis,
exact volgens de Koninklijke Voorschriften gebouwd en ingericht om Zijn
grootheid voor eeuwig uit te stralen over het hele Rijk. Zij heeft een
onbetwistbare macht ontvangen over alle onderdanen, en heeft de
Koninklijke Belofte ontvangen dat Zij, gezeten op een Koninklijke Troon, de tegenstander
van het Eeuwig Rijk onder haar voet zal verbrijzelen. Voor de onderdanen is Zij
het Modelvoorbeeld voor een Paleis dat een volmaakte kopie is van
het Paleis van de Koning in de Hemel, met andere woorden: Zij vertegenwoordigt
de Koning en het Hemels Rijk in alles. De Koningin-Moeder is door de Koning
tegelijkertijd gemaakt tot bevoorrechte Troonzaal, Lusttuin, en Schatkamer van
de Kroonjuwelen.
De Koning verwacht
van de onderdaan, dat deze zijn huis (zijn ziel) zonder enige beperking noch
voorwaarde ter beschikking stelt van de Koningin-Moeder, die het hart
zal herinrichten tot een troonzaal waarvan elk aspect zal
beantwoorden aan de Grondwet, tot het geheel, ondanks zijn kleinheid, zal
worden tot een paradijs dat de Koning, zodra Hij het betreedt, het gevoel
zal geven dat Hij er waarlijk thuis is, doordat Hij er een atmosfeer, een
lucht, een schoonheid en een zuiverheid zal terugvinden die Hijzelf in Zijn
Paleis (de Hemel) heeft geschapen.
De onderdaan kan
zijn hart, de gelegenheidstroonzaal voor de Koning, volkomen leren afstemmen op
de verwachtingen van de Koning door een leven te betrachten in strikte
navolging van alle Koninklijke Wetten. Hij kan dit des te beter en des te
sneller leren doen naarmate hij zich volledig openstelt voor de innerlijke
leiding door de Koningin-Moeder, die deze Wetten volmaakt
kent, hen Zelf steeds in absolute volmaaktheid heeft toegepast, en die de macht
heeft gekregen om elke troonzaal opnieuw in te richten volgens Haar inzichten.
Om deze reden wordt
het leven van de onderdaan des te vruchtbaarder naarmate hij vóór elke
audiëntie een plechtig verzoek richt tot de Koningin-Moeder om zijn troonzaal
met Zichzelf en Haar attributen te komen bekleden. De grootste resultaten kan de onderdaan verwachten wanneer hij de
Koningin-Moeder van harte uitnodigt om blijvend Haar intrek in hem te nemen. Als
Gezante van de Koning zal Zij dan tussen de 'officiële' audiënties in, plaats
nemen op de troon en de onderdaan tot Meesteres zijn. Hoe vaker en hoe
langduriger Zij op de troon kan blijven zitten, des te intenser zal Haar
koninklijk Parfum het hele paleis van de ziel vervullen. Het Parfum van de Koningin-Moeder is uniek: Het is
een essence die door de Koning Zelf wordt gewonnen uit de bloemen in het hart
van Zijn Koninklijke Tuinen, een oord waartoe buiten de Koning Zelf uitsluitend
de Koningin-Moeder toegang heeft. Dit Parfum bezit een immense kracht
tot heiliging van onderdanen en tot verlamming van de tegenstander van
het Eeuwig Rijk. Het kan daarom worden beschouwd als de bron van Haar
unieke macht. Dit parfum kan slechts het paleis van de onderdaan beginnen
vervullen naarmate deze de Koningin-Moeder ongeremd in zich laat
heersen, want Zij verspreidt Haar Parfum in de hoogste mate terwijl Zij op
de troon zit.
Dit beeld geeft ten
volle uitdrukking aan het Mysterie van de totale, onvoorwaardelijke en
levenslange toewijding aan de Heilige Maagd, Koningin-Moeder van het Eeuwig
Rijk en Meesteres van alle zielen.
Zie de essentie van deze beschouwing:
1.
De ziel moet de Hemelse Koning veelvuldig
bezoeken, en behoort dit te doen in een gesteldheid van de diepste Liefde, de
diepste eerbied, een volhardende naleving van alle deugden, en een rotsvast
geloof in God en het Eeuwig Leven bij Hem.
2.
De plechtigste audiëntie bij de Koning is de
Heilige Mis, die de onderdaan niet uiterlijk moet beleven in een gebouw (de kerk),
doch innerlijk in het eigen hart. Om een vruchtbaar
leven te leiden, mag de onderdaan deze 'officiële' audiëntie niet beschouwen
als de enige gelegenheid om met de Koning in contact te komen. Hij wordt
geacht, op elk ogenblik zijn troonzaal in orde te
houden voor onverwachte bezoeken vanwege de Koning. Concreet betekent dit,
dat de onderdaan via zijn hele levensinstelling moet getuigen van
zijn verlangen dat God hem geen ogenblik zou verlaten.
3.
De onderdaan moet daartoe zijn hart zo
getrouw mogelijk volgens Gods verlangens laten omvormen, en kan dit het
beste doen door gebruikmaking van de weg die God Zelf hem ter beschikking
heeft gesteld: door het sluiten van een plechtige overeenkomst met de
Koningin-Moeder, met andere woorden door totale toewijding aan Maria
voor een herinrichting van het eigen hart, en door heel speciaal vóór elke
audiëntie de Koningin-Moeder uit te nodigen om het hart volledig met Zichzelf
(Haar volmaakte deugden en Haar eigen ingesteldheden) te bekleden. De
onderdaan zal echter de Koningin-Moeder tot Heerseres van zijn paleis
aanvaarden op elk ogenblik van zijn leven.
De
omgang met de Koning van het Eeuwig Rijk bestaat niet uit losse handelingen en
momenten; hij berust op een ingesteldheid,
die wordt bepaald door de staat van het hart op elk
ogenblik van de dag en de nacht. Het is de Koning buitengewoon welgevallig
wanneer de onderdaan zijn bereidheid tot permanente dienstbaarheid en bereidheid
voor de vervulling van de Werken van Zijn Koning bewijst door zich over te
leveren aan de heerschappij van de Koningin-Moeder, die de macht heeft
ontvangen, het dagelijks bestuur over een onderdaan te voeren, en voor de
onderdaan tezelfdertijd de volgende functies te bekleden:
·
Gids en Raadgeefster in al zijn handelingen
ten dienste van de Plannen en Werken van de Koning;
·
Modelvoorbeeld voor het leefpatroon dat ook
hemzelf de grootste vruchtbaarheid ter vervulling van zijn ware levensroeping
kan brengen;
·
Architecte met koninklijke volmacht voor de
herinrichting van zijn paleis, in het bijzonder van zijn troonzaal;
·
Commandante van zijn innerlijke afweer tegen
de werken van de tegenstander;
·
Voorspreekster en Schatbewaarster voor de
Genaden die hij nodig kan hebben;
·
Meesteres van zijn hele huis, dat een paleis voor de Koning moet zijn en daarom ook
ononderbroken door de Koningin-Moeder moet worden bewoond, en waarin de troon
op elk ogenblik door Haar moet worden bezet.
De
gouden weg om te worden tot
een waar paleis waarin de Koning van het Eeuwig Rijk Zich thuis kan voelen, is
deze waarbij de onderdaan een verbond van volgzaamheid en onderwerping
aangaat jegens de Koningin-Moeder, de Gezante met onbegrensde
koninklijke volmachten. Het is dit verbond, dat wij kennen als totale,
onvoorwaardelijke, levenslange, in alle details van het leven toegepaste toewijding
aan de Heilige Maagd Maria, dat het huis van de ziel omvormt tot een
paleis dat de Koning blijvend kan aantrekken.
BRON: Maria Domina Animarum Apostolaat (zie onderrichtingen:
Meditaties: De Troonzaal van het hart)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.