zondag 9 juni 2019

SACRAMENTSDAG

SACRAMENTSDAG:

tweede donderdag na Pinksteren


Het heilig Sacrament


 

Op Witte Donderdag stelde Jezus de Heilige Eucharistie in. De Heiland stak het nooit onder stoelen of banken dat Hij absoluut bij de zielen wilde blijven. Deze Belofte maakte voor Hem eenvoudig deel uit van het Nieuw Verbond: God stelt Zichzelf voor Zijn schepselen tegenwoordig. Dat is opmerkelijk. Toen God de eerste mensenzielen schiep, was Hij er voor hen in een waarneembare vorm, omdat de eerste zielen met een zodanige mystieke gevoeligheid waren uitgerust dat God Zich, vanuit hun waarneming beschouwd, voortdurend in tastbare nabijheid bevond. Door de erfzonde scheurde als het ware de band van deze spontaan vaststelbare eenheid tussen de mensenziel en God. Met het Nieuw Verbond heeft God deze band willen herstellen, en wel in diverse opzichten. De Zoon Gods kwam immers:
1.                       Om de zielen de Waarheid van de Goddelijke Wetten in herinnering te brengen, met de bedoeling dat de zielen opnieuw nader tot hun God zouden kunnen komen.
2.                       Om door een absoluut volmaakt Leven van Liefde en Lijden de Verlossing der zielen te ontsluiten, opdat zij nader tot God zouden kunnen komen.
3.                       Om Zijn Kerk te grondvesten, in en door dewelke God de zielen op een bijzondere wijze kunnen aanraken, en wel via de Sacramenten.
Op Witte Donderdag stelde Jezus Christus, Gods Zoon, Zich in het Allerheiligste Sacrament tegenwoordig, en wel voor alle tijden. In deze instelling verborg God immense schatten van verlossing voor elke ziel die ernaar zou verlangen, uit louter Liefde haar God “in zich te kunnen opnemen”. De wonderbare gebeurtenis van de instelling van de Heilige Eucharistie als vertegenwoordiging van Gods Aanwezigheid werd nog diezelfde avond – vanuit het menselijk standpunt beschouwd – “overschaduwd”, vanwege het Lijden, dat in de loop van de daaropvolgende ongeveer achttien uren moest worden volbracht.
“de werkelijke aanwezigheid van Jezus in de H.Communie.”



Vandaag echter, gedenken wij op plechtige wijze de vervulling van de Goddelijke Belofte van Zijn vaststelbare, ononderbroken Tegenwoordigheid bij ons. Weliswaar moest deze Belofte door het voltrekken van het verlossend lijden worden bekroond en bezegeld, doch op zichzelf bestaat nauwelijks iets groters dan een Liefde die God ertoe aanzet, absoluut bij de schepselen te willen blijven, die Hem op grond van de onvolkomenheid van hun Liefde voor Hem zo veel verdriet bereiden, en deze zelfde schepselen bovendien nog de omgang met Zijn eucharistische tegenwoordigheid toe te vertrouwen: Het schepsel mag, ondanks zijn zondigheid – d.w.z. ondanks zijn onvermogen, in alle omstandigheden met God om te gaan zoals de Wet van de Liefde dit vooropstelt – de vaststelbare tegenwoordigheid van zijn God genieten en deze voelbaar in zich opnemen (elke ziel), en zelfs aanraken (de priesters.)
In wezen kan derhalve worden gesteld dat God Zich totaal aan de zielen overgeeft, Zich zelfs aan hen “uitlevert”. Een waarlijk alleenstaand geval was dit in die zin niet, dat Hij zich eveneens aan de zielen uitleverde opdat deze zijn verschrikkelijk Lijden aan Hem zouden voltrekken. Net vóór die uitlevering echter, leverde Hij Zich voor alle tijden aan de zielen uit in het allerheiligste Sacrament van het Altaar. Opmerkelijk: God maakt Zich voor alle zielen beschikbaar, bereikbaar, maakt Zich voor hen zelfs tot tastbaar voedsel. Meteen daarna bewijst Hij de waarachtigheid van deze Belofte door Zich grenzeloos aan de zielen uit te leveren voor de voltrekking van Zijn lijden: Hij legt letterlijk Zijn Leven als Godmens in mensenhanden. Jezus Christus heeft ons willen bewijzen dat Zijn liefde voor ons volmaakt is, dat Zijn vertrouwen in ons volmaakt is, en dat de vrije menselijke wil inderdaad onschendbaar is, want de ziel mag haar God zelfs de dood in jagen.
Jezus leerde ons in dit proces echter ook, dat God Zich zelfs van een zondig gebruik van de vrije wil van de mens kan bedienen om Zijn Heilsplan een grote stap dichter naar diens voltooiing te brengen:
·                            De vrije wil van de mens joeg de Godmens de dood in, doch God van Zijn kant voltrok precies op die handeling Zijn Mysterie tot Verlossing der zielen.
·                            Nu mag de menselijke wil er vrij over beslissen, hoe hij met zijn God in de Sacramenten omgaat. God van Zijn kant, heeft Zich tot doel gesteld, precies door die aanraking de vrije wil van de mens in Zijn verlossende en heiligende Wil te laten overvloeien.
Liefde, steeds weer Liefde, en niets anders dan dat... Waar God ook verschijnt en werkt, wordt het zaad der volmaakte Liefde uitgestrooid, en tracht dit zaad, vaak dwars doorheen de rotsbodem van de menselijke hardheid, als bloem van het Ware Leven op te schieten. Dit alles betekent niet dat God het goedkeurt wanneer de mensenziel haar vrije wil gebruikt op enige wijze die Zijn Heilsplan niet dient of die niet in overeenstemming is met Zijn Wil. Het is echter een ultiem bewijs voor de volmaaktheid van Zijn Liefde, Zijn Wijsheid en Zijn macht, dat Hij uit alle duisternis Licht tracht te bereiden. Voor de mensenziel is dit geen vrijgeleide naar zonde en ondeugd, doch een teken van hoop voor de ziel van goede wil. Vandaag is een geschikte dag om ons even over dit alles te bezinnen.
  



BRON: Maria Domina Animarum Apostolaat (zie onderrichtingen: Sluier van goud)




Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.