Wandeling in
de Onbevlekte Tuin van Maria:
Wijsheid:
Verkenning van de
Onbevlekte Tuin:
Eén van de grootste verrukkingen in de Onbevlekte Tuin biedt zich
aan het zielsoog van de bezoeker in de aanblik van de weelderige witte
seringenbloesems. Door hun sneeuwwit uiterlijk nemen zij optimaal het licht van
de zon op. Wanneer deze heerlijk geurende trossen echter tijdens hun bloei
plots regen te verduren krijgen, worden zij bruin. Zie het machtige symbool dat
God in deze prachtige heester heeft verborgen voor de zielen die verlangen om
Zijn Waarheid te kennen: wanneer hij het zonlicht (Gods Licht) maximaal in zich
“opdrinkt”, vormt hij sneeuwwitte bloesems, stralend zuiver en met een
verrukkelijk parfum, doch zodra het Licht door regenwolken afgesneden is geweest,
verliest hij zijn uitstraling van licht, verwelkt en verliest zijn geur. Zodra
de ziel zich van Gods Licht afsnijdt, verwelkt zij.
De Wijsheid schuilt in het vermogen van de ziel om Gods Licht
helemaal in zich op te nemen en hierdoor een dieptezicht te
verwerven in de Eeuwige Waarheid. De ziel verwerft dan als het ware inzicht in
Gods motieven, het vermogen om de diepere zin van Zijn beweegredenen en Zijn
Wetten te beginnen begrijpen. In de ziel die een hoog ontwikkelde Wijsheid
bezit, wordt het wereldse (het stoffelijke) als het ware ontmaskerd als zeer
ondergeschikt, als misleidend en bedreigend voor de gezondheid van de
ziel en haar vereniging met God. Deze ziel verwerft hierbij doorzicht in de listige
strategieën van de krachten der duisternis, die de zielen willen verslaven
aan alles wat werelds is, om hen hierdoor te verhinderen om zich los te maken
van alles wat de rijping van hun inwendige kiem van heiligheid zou kunnen
bevorderen.
De Wijsheid is dus als een mantel van Licht die het hart helemaal
op het Hemelse richt en tegelijkertijd de ziel afschermt tegen alle
duisternis. Het Licht schijnt in de duisternis, en
precies door de wijsheid ondermijnt het Licht alle bedrieglijke wegen van de
duisternis, want het laat de ziel met klaarheid zien hoe vals al
het wereldse en het puur-menselijke is. Naarmate het Goddelijk Licht in de ziel
intenser begint te stralen door haar de diepere Waarheden te laten schouwen,
zal de ziel de Wijsheid ontwikkelen als een vermogen om de verschillende
elementen van Gods Waarheid, Zijn Mysteries en Zijn Wetten met elkaar in
verbinding te kunnen brengen, en als het ware “voeling te krijgen met Gods
gedachten”, dus enigszins te “leren denken zoals God zou denken”.
De ziel krijgt dan inzichten, komt tot bevindingen waartoe zij met
menselijk redeneren nooit zou kunnen komen, en ziet plots de ware Goddelijke
motieven achter vele dingen. Zo verdrijft de Wijsheid stap voor stap de
sporen van werelds denken, voelen en verlangen uit de ziel. Het Goddelijk
Licht werpt geen schaduwen, zoals een werelds licht wèl doet. Het Goddelijk
Licht doordringt alles, want het is alomtegenwoordig, aan geen
enkele natuurlijke beperking gebonden, en straalt hierdoor in alle richtingen
en vanuit alle plaatsen in de Schepping.
Hierdoor komt het dat de ziel die een hoogontwikkelde Wijsheid
heeft verworven, doorheen alle dingen, gebeurtenissen, situaties en zelfs
doorheen andere zielen lijkt te kunnen kijken: alles lijkt voor deze ziel
vervuld van Licht, zodat alle geheimen of onbegrepen elementen stuk voor stuk
lijken weg te vallen. De Wijsheid lijkt voor een soort kettingreactie te
zorgen: de ziel kijkt “voorbij de oppervlakte” van de dingen, en lijkt
de diverse elementen die zij waarneemt, op een ongewone (niet-menselijke) wijze
met elkaar in verbinding te kunnen brengen, zodat zij plots tot een heel ander
totaalbeeld komt dan de ziel die een laag ontwikkelde Wijsheid bezit.
Dit alles geldt in de allerhoogste mate voor Maria. Zij doorschouwt alle dingen zoals zij werkelijk zijn, zonder de
geringste beperking, zonder enige verblinding, zonder door om het even wat
misleid of op een dwaalspoor gebracht te kunnen worden. Reeds als kind bezit
Zij duidelijk het vermogen om situaties volkomen in te schatten. Zij bezit een
“dieptezicht” dat Haar omgeving met verstomming slaat. Zij ziet daarom steeds
de achtergronden van alles, en voorziet alle mogelijke gevolgen van situaties
en handelingen. Niets heeft geheimen voor Haar. Wanneer Zij een mens in de ogen
kijkt, ziet Zij diens zonden, zwakheden, problemen, en voelt Zij zijn/haar
innerlijke gesteldheid van lichaam, geest, gemoed en ziel.
Zij bezit eveneens een volmaakte zelfkennis, een totaal besef en
bewustzijn van elk element van Haar eigen persoonlijkheid, gesteldheden,
gewoonten, vermogens, gaven, talenten enzovoort. Bovendien doorschouwt Zij op
volkomen wijze Haar levensroeping en het “waarom” ervan, evenals wat van Haar
verwacht zal worden. Zij bezit het vermogen om Gods Plannen in verregaande mate
te doorgronden.
Maria wordt geboren met een volkomen kennis van alle dingen: God
heeft in Haar het vermogen gestort om het hoe en waarom van alle elementen van
de Schepping te doorgronden. Bij de Onbevlekte Ontvangenis van Haar ziel heeft
Hij Haar Zijn Scheppingswerk tot in alle bijzonderheden getoond, en Zij zal het
voorrecht krijgen om gedurende Haar aardse leven van deze totale kennis van de
hele Schepping gebruik te maken telkens Zij dat wil of nodig acht.
Haar hele leven zal Zij in gesprekken en onderrichtingen zielen
waarschuwen voor de gevaren van wereldse gehechtheden, genotzucht, de
verwaarlozing van God. Zij toont zielen aan, welk groot gedeelte van hun
ellenden veroorzaakt wordt door het feit dat zij zich in de beoordeling van hun
levenssituaties laten leiden door hun menselijke behoeften. Meermaals waarschuwt
Zij Judas Iskarioth voor het gevaar dat schuilt in zijn zwakheid ten aanzien
van het beheer van geld: Zij wijst hem erop dat hij slechts met geld zou mogen
omgaan zodra hij zich heeft kunnen losmaken van zijn hebzucht. Zij weet dat
geldbezit hem vatbaar maakt voor bekoringen van allerlei soorten. De
Wijsheid is inderdaad automatisch een tegenpool van het materialisme,
want de Wijsheid gaat uit van God, en dient slechts de Goddelijke belangen, die
op het niveau van het niet-stoffelijke liggen.
Als klein kind leert Zij vriendinnetjes hoe zij zin kunnen geven
aan al hun kinderleed door het aan God op te offeren voor de komst van de
Messias. Als Tempelmaagd verbaast Zij alle maagden door Haar verrassende
inzichten, waarbij eveneens steeds blijkt hoe diep al Haar denken en Haar hele
innerlijk leven doordrongen zijn van het Goddelijke, en Zij louter en alleen
vanuit dit “bovenaards” denken en streven oplossingen ziet voor alle dingen. Alles
in Haar leven, zelfs de meest banale dagelijkse handeling, brengt Zij in
verbinding met Haar allesoverheersende behoefte: de definitieve grondvesting van Gods Rijk op aarde en de Verlossing
van alle zielen.
Vanuit Haar Wijsheid blijkt Maria ook heel spoedig een onmisbare
Raadgeefster voor de Heilige Jozef in diens praktische dagelijkse problemen.
Zij verstaat de kunst om de oplossingen niet steeds te vinden in de dingen
zelf, doch eerder erbuiten: in het Goddelijk Leven, door het doorzicht in de
verbanden tussen vele dingen, en een aanvoelen van de bedoelingen van Gods
Voorzienigheid. Hierdoor lost Maria alle problemen op door als het ware “te
denken/voelen vanuit Gods gedachten/Hart”. Aangezien Hij aan de
oorsprong van alle dingen ligt, en iets van Zijn Wezen in alle dingen en in
alle ontwikkelingen zit, is dit voor Haar de enige weg om met de Goddelijke
Voorzienigheid en Plannen mee te werken.
Zo zijn al Haar handelingen en woorden ook louter en alleen
gericht op het nut dat deze kunnen opleveren voor de bevordering van Gods
Werken. Maria schuwt elke handeling en elk woord waarover Zij niet Gods zegen
heeft afgeroepen met de aanroeping: "God
van het levende en het niet-levende, beziel Mij met Uw Wil, en wek in Mij het
Licht van Uw Plannen". Voor
Haar is deze aanroeping een bekrachtiging, een opnieuw ondertekenen, van het
verbond van zuiverheid en eenheid van handelen en spreken met God, dat Zij
reeds als klein meisje jegens Haar Goddelijke Geliefde heeft gesloten.
Hoewel Maria zo diep doordrenkt is met ALLE elementen van het
Goddelijk Leven, en dus niet eens een verkeerde handeling zou kunnen stellen, spreekt Zij dergelijke
aanroepingen uit als een voortdurende zelfvernedering (Zij belijdt het
onvermogen van een schepsel om volkomen zuiver en in overeenstemming met God te
zijn, hoewel Zij het unieke voorrecht bezit om dit juist wèl in alle
volmaaktheid te kunnen), en als een voortdurende hernieuwing van Haar
toewijding.
Maria wil NIETS
doen zonder God, en toont precies hierdoor aan dat Zij de volmaaktheid van de
Goddelijke Wijsheid in Zich draagt: de ziel in wie het Goddelijk Licht in een
buitengewone intensiteit straalt, en die hierdoor het diepe wezen van alle
dingen doorgrondt en hun onderlinge verbanden doorschouwt, zoekt God en Zijn
Plannen in alles, en schuwt alles waarin zij God NIET vindt en waarvan zij geen
Heil verwacht voor de verwezenlijking van Zijn Plannen.
Dus stelt Maria elke situatie uitdrukkelijk onder Gods
beheer. Weliswaar verwijst Zij gedurende het Openbaar Leven voortdurend naar
Jezus, Zijn predikingen en Zijn Leer, doch elke ziel die uitdrukkelijk om
Haar persoonlijke begeleiding vraagt, wordt verlicht door een nieuwe
zelfkennis. Maria geeft de ziel zo goed als nooit gewoon een rechtstreekse
oplossing voor haar zielsproblemen, Zij verschaft haar veeleer inzicht in
haar eigen gesteldheden en in haar wijze van benaderen van haar leefwereld.
Zo leert de ziel zichzelf kennen, de fouten en ontsporingen in haar denken en
handelen vatten, en nieuwe benaderingen toepassen.
Maria wil in de eerste plaats de zielen dichter bij God brengen.
Zij doet dit dus ook door hen beter vertrouwd te maken met Gods Waarheid en met
de wijze waarop God de dingen zou oplossen. Zo brengt Zij God en Zijn Plannen
centraal in vele zielen, die hierin een totaal nieuwe levenswijze ontdekken, en
hun problemen hierdoor zelf kunnen oplossen. Dit biedt het voordeel dat de ziel
inwendig meer tot rust komt, vanwege de tevredenheid dat zij zelf heeft
bijgedragen tot een wedergeboorte of nieuwe bloei van haar leven, en vanwege
het feit dat zij voortaan alles met God leert te delen.
Nadat Jezus ten Hemel is opgestegen, begint voor Petrus de
opdracht die Jezus hem heeft gegeven als hoofd van de jonge Kerk. Niettemin zal
Petrus veelvuldig (vaak in het verborgene, soms ook openlijk) de adviezen van
Maria inwinnen, omdat Zij voor de apostelen de Wijsheid van Christus
vertegenwoordigt. Hij zal vele van zijn beslissingen ook aan Haar voorleggen,
en Haar inbreng in de besprekingen zonder uitzondering respecteren.
Zo berust niet-officieel (omdat Maria heeft verboden dat Haar
aandeel in dit alles op schrift zou worden gesteld) de feitelijke macht in de
jonge Kerk bij Maria, op grond van Haar vlekkeloze Wijsheid.
Zo hoor ik ooit in een visioen apostel Johannes zeggen tot enkele
apostelen die er niet in slagen om uit een probleem te komen: “Broeders,
hebben wij niet de vleesgeworden Heilige Geest onder ons? Laten wij naar de
Meesteres gaan”.
Het is door Haar volmaaktheid in de Wijsheid
dat Maria vele zielen naar de ware deugdzaamheid leidt. Zij tempert nu en dan
de zo goed bedoelde, doch wat onstuimige impulsiviteit van Maria Magdalena,
waarbij Zij haar wijst op de ondeugd wanneer een mens op voortvarende wijze “de
dingen een handje wil helpen”.
Ik zie hoe een man Haar iets voorliegt: Blijkbaar heeft Zij
diezelfde man afgeraden om zich op een bepaalde avond naar een bepaalde plaats
te begeven, heeft hij het toch gedaan, doch geeft hij Haar voor dat hij ergens
anders is geweest, en weeft hij een heel verhaal aan elkaar om alles voor Haar
aannemelijk te maken. Ik hoor uit Haar mond geen enkel verwijt, ook niet een
beschuldiging dat hij liegt, doch het volgende antwoord (op een zachte toon): “Broeder, God in Zijn onmetelijke
Wijsheid zou een dergelijke handeling nooit stellen”. De man wordt niet
rechtstreeks beschuldigd, maar voelt diep in zijn hart dat hij in ondeugd
verkeert.
Ook dit is een uiting van wijsheid: de
dwalende medemens wordt niet gekrenkt, doch op een zachte wijze aangespoord om
vanuit zichzelf van gedrag of houding te veranderen: de onderrichting wordt
gegeven op een zodanige wijze dat de ziel het gevoel krijgt dat zij zelf tot
het besluit is gekomen om iets te veranderen, in plaats van dit te doen omdat
een medemens dit zegt of verlangt. Zo verwijst Maria in alles naar God, en laat
Zij Haar medemens voelen hoe Hij de situatie zou benaderen. Zij straalt niet
alleen Gods Licht uit, Zij leert Haar medemensen om dit Licht in zich toe
te laten, opdat zij meer zouden leren leven “volgens Gods
Hart”.
In de Onbevlekte Tuin verwelken de witte seringenbloesems nooit,
want de Heilige Geest heeft er Zijn troon gevestigd. Maria is de Zetel van
Wijsheid. In Haar dooft het Licht nooit. Met elk woord ademt Zij de
Wijsheid van de Eeuwige Waarheid uit. Zij is een levende Getuigenis tegen de
dwaallichten der wereld, die slechts duisternis en leegheid trachten te
verbergen.
BRON: Maria Domina Animarum Apostolaat: zie
onderrichtingen: Boeken: Wedergeboorte van het aards paradijs
"Maria brengt alles in Haar leven, in verbinding met Haar allesoverheersende behoefte: de definitieve grondvesting van Gods Rijk op aarde en de Verlossing van alle zielen. |