WINTERMEDITATIE
Korte beschouwing geïnspireerd door de
Meesteres van alle zielen
De
winter is het donker seizoen. De dagen kwijnen weg zoals niets, en lijken te
smachten naar hun wederopstanding. Zelfs de zon vermag het niet, ons van haar
kracht te overtuigen. Zoals steeds herinnert God in de winterse duisternis aan
de macht van het Licht. In dit wonderbaar gedeelte van de
werkelijkheid dat wij tijdens ons aardse leven nog niet onbeperkt mogen
waarnemen, wordt de winter door twee wonderen van spiritueel Licht vervuld en
gedragen: Maria’s Onbevlekte Ontvangenis,
en de Geboorte van het Licht der wereld,
de beide noodzakelijke onderdelen van Gods antwoord op de duisternis van de
erfzonde. Met de geboorte van het Licht der wereld zou men tevens het
bijkomend Mysterie van het Goddelijk Moederschap van de Moeder Gods kunnen
verbinden. Stuk voor stuk bewijzen voor het feit dat God Zich wel degelijk
onbeperkt over de mensenzielen ontfermt, en wel in een zodanige mate, dat Hij
Godheid en menselijke natuur voortdurend met elkaar in aanraking wil brengen.
Sommige van deze aanrakingen bepalen echter de ontwikkeling van de hele
heilsgeschiedenis...
Maria zou de Moeder
van de Verlosser worden. De Verlosser kon en mocht in Zijn Godheid slechts
door een vlekkeloos Tabernakel worden omvat. Geen menselijk
wezen kan van nature aan deze voorwaarde voldoen. Niettemin moest de Messias
uit een vrouw ter wereld worden gebracht, opdat Hij het menszijn vanaf de
allereerste fasen ervan zou kunnen doorleven, anders zou de Verlossing niet volkomen
zijn. Dus bekleedde God Maria met het heiligste goud van de Onbevlekte
Ontvangenis, die Haar tot een levend Tabernakel maakte, een machtige burcht tegen de duisternis, groot Teken van belofte voor
alle zielen. Toen aan de ziel van de latere Moeder Gods
de Onbevlekte Ontvangenis werd verleend, werden de regionen der hel door
bliksems doorkliefd: symbool voor het feit dat de macht der duisternis over de
zielen voortaan niet meer onverdeeld zou zijn.
Met Maria’s
Onbevlekte Ontvangenis zou voor de mensheid een nieuw tijdperk
beginnen. Aan de duivel werd meteen een mensenziel voorgehouden die niet alleen
de ongeschonden heiligheid van de ziel van vóór de
erfzonde bezat, doch die tevens machtiger dan elke bekoring en misleiding
bleek: Maria liet Haar vrije menselijke Wil zo totaal in Gods Wil overvloeien
dat Zij precies wilde wat God wil, en precies verafschuwde wat God verafschuwt.
De satan vond aldus in Haar een ziel die in de ware zin van het woord het
“beeld en gelijkenis van God” vertegenwoordigt. De uiteindelijke bestemming van
elke mensenziel werd door de satan in deze onbevlekte ziel in reeds absoluut
verwezenlijkte staat aangetroffen. Hoeft het ons dan te verbazen dat “De Vrouw”
de satan een zo geweldige aanstoot was, is en steeds zal blijven?
In Haar is hij voorgoed vernederd, en Zij zal deze vernedering op kracht van
Gods Wil ook voor de hele Schepping zichtbaar voltrekken in het uur waarin Haar
voet, die hoe dan ook van in den beginne met hem heeft gespeeld, hem
definitief in de grond zal drukken, waar hij geen ziel meer van God zal
verwijderen.
Deze volkomen heilige
ziel, levende en eeuwigdurende Explosie van Goddelijk Licht, zou nu de bodem
zijn, in dewelke de Goddelijke Graanhalm Christus zou groeien
opdat Hij Gods Heilsplan een Lichaam zou kunnen aanbieden, dat door Zijn
restloze zelfgave het doodsvonnis over het rijk der duisternis zou uitspreken.
Zo bereidde God de Geboorte van het Licht der wereld in de schoot van een
mensenziel voor. Welk teken heeft God hier jegens de duivel gesteld om deze
laatstgenoemde erop te wijzen dat Hij de zielen ondanks hun ongehoorzaamheid
door de zonde nooit in de steek zou laten.
Dit alles heeft God
voor de zielen bereid als een begin van het grootste Mysterie van Liefde, en
nog wel in de donkerste tijd van het jaar. De ontwikkeling van Gods Heilsplan
is volkomen gebaseerd op een wisselwerking tussen God en de zielen. God werkt
door zielen heen, en de verwezenlijking van alles wat het volkomen Heil van de
zielen naderbij kan brengen, moet gebeuren via de inzet van de zielen,
die een leven in deugdzaamheid en in volkomen toewijding aan God leiden. De
ziel kan haar leven geen vorm geven in het Licht indien zij niet elk teken van
Licht dat God haar voorhoudt, weet te benutten.
Het geheim van een
volkomen vruchtbaar leven ligt in het rotsvast geloof in de
Verlossingswerken van Christus. Men kan deze Werken echter niet erkennen en
tezelfdertijd de door God gekozen fundering ervan miskennen, op dewelke deze
Werken voltrokken zijn: Maria, de Onbevlekte Ontvangenis. Ik herinner
graag aan de gelijkenis in dewelke de Meesteres van alle zielen ooit Jezus
vergeleek met de zon, en Zichzelf met de zonnestralen, en de vraag suggereerde
of men wel in het bestaan en de werking van de zon kan geloven en tezelfdertijd
het bestaan en de werking van de stralen van de zon kan verloochenen.
In de winter worden
de dagen opvallend korter, het licht wordt schaars. Nochtans draagt de christen
in het hart deze wonderbare kiem van Goddelijk Licht, die uitgerekend in de
vroege winter het wezen van zijn christen-zijn tot uitdrukking brengt: de komst
van het Licht, waaraan de ziel reeds in de Onbevlekte Ontvangenis van de Moeder
Gods wordt herinnerd, en dat haar in de hoogheilige nacht van de Geboorte van
Jezus in het bewustzijn roept dat de ziel voor het ware Licht wordt geboren,
dit permanent in zich behoort te dragen zoals Maria het in Zich heeft gedragen,
en het in zichzelf steeds opnieuw geboren moet laten worden, niet omdat het
intussen zou sterven of onwerkzaam zou worden, doch omdat al het Goddelijke
zich steeds opnieuw met de menselijke wil moet verbinden opdat het in de ziel
ten volle werkzaam zou blijven.
In deze voortdurende
wisselwerking met God en met de onophoudelijke belijdenis ten voordele van Gods
Werken worden in de ziel de winter van de onvruchtbaarheid en de hartenkoude
evenals de duisternis van de voortdurende bekoring en dwaling bedwongen. Dit
alles veronderstelt bij de ziel Liefde en de wil om zich in dienst van Gods
Werken te stellen. De Liefde is daarbij de warmte van hart, terwijl de wil om
zich in dienst van Gods Werken te stellen, het Licht van de belofte van een nieuwe
lente in de ziel brengt.
Aan de ziel die
bewust doorheen de winter gaat in vurig verlangen naar de Geboorte van het
Licht, ook in zichzelf, en in het bewust bestreven om haar
bodem voor de genadegeschenken van het nieuwe leven in de komende lente te
ontsluiten, wordt het gemakkelijker gegeven, de geheimen van Licht en
duisternis stap voor stap te doorgronden. Zij zal ook de diepere zin van het
leven als voortdurende strijd tegen de duisternis in de eigen
ziel en tegen de bedreigingen vanwege de duisternis leren bevatten.
Precies dit begrip
versterkt in sommige zielen het vermogen om God en Zijn Werken waarlijk lief te
hebben. In de ziel die oprecht, d.w.z. onzelfzuchtig, kan liefhebben, wordt het
nooit echt winter. In haar bodem bevriezen nooit de zaadjes van de genade die
God voor haar bereidt; zij worden voortdurend tot rijping gebracht en in de
steeds bloeiende ziel ingebouwd. Zo kan in deze ziel Christus steeds opnieuw
geboren worden. God is Liefde, slechts de Liefde leidt naar God, en slechts in
de liefhebbende ziel kan God Zijn wonderen voltrekken. Dat wil Hij in ieder van
ons ook in deze Winter doen.
BRON: Maria Domina Animarum Apostolaat (zie onderrichtingen:
meditaties: winterbeschouwing.)