We leven in onze huidige wereld in een sfeer waar het egoïsme
bij de mensen zeer groot is geworden, hulpvaardigheid om de
naaste bij te staan bij problemen of moeilijkheden is soms veraf, het eigen ik
krijgt veeleer voorrang…
HULPVAARDIGHEID:
Hulpvaardigheid is
de deugd waardoor u uw medemens niet aan zijn lot overlaat,
doch geen inspanning schuwt om zijn leven te verlichten. Het is de eigenschap
waardoor u in alle omstandigheden bereid bent om hulp te bieden, en zelfs die
hulp laat voorgaan op uw eigen noden. Deze deugd is bij God zeer geliefd,
omdat zij een uiting van naastenliefde is waardoor u het uw
medemens helpt mogelijk maken dat hij ondanks alles zijn kruis zou blijven
dragen. Ieder mens krijgt een levenstaak, die bestaat uit de
ontelbare kleine en grotere opdrachten van elke dag, die samen
het kruis van de levensweg vormen. Het vervullen van die taak is van het grootste
belang voor het volbrengen van Gods Heilsplan met de mensheid.
Wanneer ieder mens
afzonderlijk zijn eigen taken naar behoren vervult, werkt het geheel van al die
volbrachte taken van alle mensen samen in de richting van de verwezenlijking
van Gods grote Plan. Niet ieder mens is op al zijn taken berekend, doordat op
grond van een samenloop van allerlei omstandigheden sommige opdrachten op
sommige dagen te zwaar lijken. Op dat ogenblik is het voor God zeer
heilvol indien een ander mens de zwaar beproefde te hulp komt,
zodat met verenigde krachten de taak toch volbracht wordt, en het offer
gezamenlijk wordt gebracht. Zo kan alles verder lopen. Uw medemens het
kruis helpen dragen, is voor hem een kans om even op adem te komen, en
voor u een genadevolle gelegenheid om aan naastenliefde te
doen. In de bereidheid om uw naaste te hulp te komen, zijn gradaties mogelijk. U
kunt hulpvaardig zijn wanneer de omstandigheden u dwingen, zoals Simon van
Cyrene Jezus hielp met het dragen van Zijn Kruis omdat Romeinse soldaten hem
daartoe opvorderden, maar u kunt ook hulpvaardig zijn omdat dit werkelijk in uw
natuur ligt. In dit laatste geval benaderen wij tevens de deugd van de
voorkomendheid.
Het tegendeel van de
hulpvaardigheid komt tot uiting bij de mens die zijn medemens aan zijn lot
overlaat, hem 'zijn plan laat trekken', en slechts hulp zal bieden
wanneer hij vreest dat hij bij anderen gezichtsverlies zal lijden
indien hij opvallend hulp weigert, of wanneer hij daar voor zichzelf voordeel
in ziet. Iemand helpen in de hoop of verwachting, ervoor vergoed te worden, is
geen zuivere hulpvaardigheid meer, doch een bezoedelde deugd uit
eigenbelang. Mensen die slechts voor zichzelf leven en die hun leven
opbouwen rond materiële beschouwingen, zullen doorgaans niet gemakkelijk tot zuivere
hulpvaardigheid komen, want voor hen is alles een ruil:
Ik bied mijn arbeidskracht te koop aan wie mij ervoor vergoedt. Voor
deze mensen is belangeloze hulp als een vorm van slecht bedrijfsbeheer:
Goederen en diensten gratis wegschenken, is voor hen een onverstandige zet, die
onverantwoord is, en zij gaan ervan uit dat dit erop neerkomt dat zij zich hierdoor
laten uitbuiten.
BRON: Maria Domina Animarum Apostolaat
(Zie
onderrichtingen: boeken: lentebloesems aan de levensboom.)
Overweging:
“Waar vind ik iemand die God zonder beloning
dienen wil?
Maar zelden komt men iemand tegen die zo geestelijk leeft dat hij van dat alles is bevrijd.
Want de ware arme van geest, onthecht aan al wat is geschapen, wie zal hem vinden? 'Zijn waarde is groter dan die van juwelen' (Spr. 31, 13.)
Al geeft een mens daarvoor heel zijn vermogen, dan is dat nog niets.
En al doet hij grote boete, dan is dat maar gering.
En al zou hij zich alle wetenschap eigen maken, dan is hij er nog lang niet.
En al bezit hij hoge deugd en een heel vurige Godsvrucht, dan ontbreekt hem veel: dit ene namelijk dat het allermeest noodzakelijk is.
Wat dat is? Dat hij na alles verlaten te hebben ook nog helemaal buiten zichzelf treedt en niets van de eigenliefde overhoudt.
En als hij dan alles heeft gedaan wat hij als volstrekt nodig ziet, dan mag hij denken dat hij niets heeft uitgevoerd.
En hij moet niet menen dat het groot is wat men op zich wel voornaam zou kunnen achten; maar zich wel in alle oprechtheid de onnutte dienstknecht noemen, zoals de Waarheid zegt: 'als gij alles hebt gedaan wat u is opgedragen, zeg dan: wij zijn maar waardeloze slaven' (Lc. 17, 10.)
Dan zal hij werkelijk arm en naakt van geest kunnen zijn en met de profeet zeggen: 'Ik ben eenzaam en ik heb niets' (Ps. 25, 16.
Toch bezit niemand meer rijkdom, meer macht, meer vrijheid dan hij die alles weet te verlaten en zich stelt op de allerlaatste plaats.”
(Uit de navolging van Christus –
Maar zelden komt men iemand tegen die zo geestelijk leeft dat hij van dat alles is bevrijd.
Want de ware arme van geest, onthecht aan al wat is geschapen, wie zal hem vinden? 'Zijn waarde is groter dan die van juwelen' (Spr. 31, 13.)
Al geeft een mens daarvoor heel zijn vermogen, dan is dat nog niets.
En al doet hij grote boete, dan is dat maar gering.
En al zou hij zich alle wetenschap eigen maken, dan is hij er nog lang niet.
En al bezit hij hoge deugd en een heel vurige Godsvrucht, dan ontbreekt hem veel: dit ene namelijk dat het allermeest noodzakelijk is.
Wat dat is? Dat hij na alles verlaten te hebben ook nog helemaal buiten zichzelf treedt en niets van de eigenliefde overhoudt.
En als hij dan alles heeft gedaan wat hij als volstrekt nodig ziet, dan mag hij denken dat hij niets heeft uitgevoerd.
En hij moet niet menen dat het groot is wat men op zich wel voornaam zou kunnen achten; maar zich wel in alle oprechtheid de onnutte dienstknecht noemen, zoals de Waarheid zegt: 'als gij alles hebt gedaan wat u is opgedragen, zeg dan: wij zijn maar waardeloze slaven' (Lc. 17, 10.)
Dan zal hij werkelijk arm en naakt van geest kunnen zijn en met de profeet zeggen: 'Ik ben eenzaam en ik heb niets' (Ps. 25, 16.
Toch bezit niemand meer rijkdom, meer macht, meer vrijheid dan hij die alles weet te verlaten en zich stelt op de allerlaatste plaats.”
(Uit de navolging van Christus –
Thomas a Kempis.)
Als gij alles hebt gedaan wat u is opgedragen, zeg dan: ”wij zijn maar onnutte dienstknechten.” (lucas 17:10) |