De dagen van de passie van Christus:
(goede vrijdag)
De KRUISWEG:
|
“ O JEZUS, IK AANBID EN IK BEMIN U, OMDAT Gij DOOR UW HEILIG KRUIS, DE WERELD HEBT VERLOST.” |
Op de binnenplaats van de Romeinse burcht wordt Jezus bij het
Kruis gebracht. Ik zie hoe Hij ernaast op de knieën valt, het teder
omklemt, en weent. Zijn Hart brandt, en de Eeuwige
Liefde laat mij de volgende verzuchting uit dit vurige Hart aflezen:
“O Vader, voor de bruiloft met dit Kruis ben Ik in
de wereld gezonden. Zo heeft Uw Wijsheid het beschikt, dat Uw Zoon de
bruiloft zou sluiten met het Kruis dat de Verlossing zal bezegelen, doch dat
de vruchten uit deze bruiloft slechts geboren kunnen worden in het hart van
elke afzonderlijke ziel, door haar eigen omhelzing
met het kruis van haar leven. O Kruis, hoezeer heb Ik u lief. De Eeuwige
Gelukzaligheid zult gij brengen aan velen, want door Mijn bruiloft met u
zullen de verwoestende uitwerkingen van de erfzonde uitgeveegd worden uit elke
ziel die u in Mijn navolging zal liefhebben op de kruisweg die
haar eigen leven zal zijn. Aan u gehecht, zal Ik sterven in het Vlees, opdat
alle zielen die u beminnen, mogen sterven aan de behoeften en begeerten van het
vlees, en opdat hun heiligheid moge leven”.
Op dit ogenblik verlangt de Verlosser vurig dat de opneming van
Zijn Kruis elke ziel bereid zou maken om elke dag opnieuw het
kruis van haar lasten op te nemen, het te omhelzen uit Liefde tot Jezus,
en het aan Maria op te dragen tot uitboeting van de zonden der
wereld. Maria bevindt Zich niet in de onmiddellijke nabijheid van Jezus, doch
is in het Hart op de meest intense wijze met Hem verbonden.
Het behoort tot de vurigste verlangens van de Verlosser dat de mensenzielen van
alle eeuwen in zich de genade tot vrucht zouden brengen, deze verbondenheid tussen Zijn Hart en dat van Maria te
erkennen en in de onvolprezen verlossende macht ervan te geloven.
Van het grootste belang is de vaststelling dat Jezus in Zijn
verzuchting tijdens Zijn kennismaking met het Kruis onmiskenbaar laat blijken
dat Zijn Verlossingswerk slechts de bruiloft is, doch dat de ware vrucht (als het ware het kind) uit die bruiloft in elke
ziel afzonderlijk geboren zal moeten worden, met actieve
medewerking van de ziel. Wanneer wij daarbij rekening houden met het
feit dat Jezus doorheen de hele Passie in Zijn Hart op de Eeuwige Vader en op Zijn Moeder was gericht, hoeft het
ons niet te verbazen dat Hij in Zijn Hart elk element van Zijn
Lijden met de Smart van Maria verbond. Reeds vóór de Passie had
Hij Zijn intentie te kennen gegeven, dat Hij Maria aan de zielen zou geven. Hij
zou dit doen met als enige bedoeling, de voltooiing van Zijn Verlossingswerk in
elke ziel mogelijk te maken.
Wij mogen nooit uit het oog verliezen dat God in al Zijn handelen (Werken) en in al Zijn Plannen slechts één doel
nastreeft: het Eeuwig Heil van alle zielen. Precies dit was de
bedoeling van de Passie, van de vormgeving ervan, en van alles wat de
vruchtbaarheid ervan doorheen de eeuwen zou verhogen. Om deze vruchtbaarheid te verhogen, werd Maria toen reeds
bij Goddelijke Beschikking voorzien als de Medeverlosseres, die in elke ziel de
ontvankelijkheid voor het zaad uit de Werken van de Christus zou verhogen. De God van Liefde heeft niets aan het toeval overgelaten. Het zaad
was voorbereid, de voorbereiding van de akkers was door de Goddelijke Zaaier
begonnen en zou door de Heilige Geest bij voorkeur via Maria worden
bekroond, en de Zaaier stond nu op het punt om de inzaaiing te voltooien.
De Kruisweg begint, en Jezus wankelt onder het enorme
gewicht van het Kruis, dat Hij de eerste ogenblikken nauwelijks in een
positie kan brengen die het mogelijk zou maken om er niet spoedig alle greep op
te verliezen. Ik zie en voel hoe vreselijk erg Hij wordt gehinderd door het
feit dat op Zijn bovenrug tot en met de rechter schouder vrijwel geen
centimeter zonder opengerukt vlees is te vinden. De geseling heeft
ontelbare wonden achtergelaten, die nu rauw, scherp bijtend en ontstoken
aanvoelen.
De wankeling van Jezus bij het opnemen van het Kruis staat symbool
voor de enorme zondelast van de mensheid van alle eeuwen – bedenken
wij bovendien hoe uitgeput Jezus op dat ogenblik reeds is. Terwijl Hij het
Kruis draagt, krijgt Hij nog geregeld slagen. Jezus bidt in de beslotenheid van
Zijn Hart:
“O Vader, moge dit alles de kracht bekomen voor de zielen
die, terwijl zij de overtredingen van Uw Wet uitboeten, hierbij gehinderd
zullen worden door de slagen die duistere krachten hen zullen toebrengen
door vervolging en tegenkantingen van allerlei soort. Moge het ook de
wankelmoedigen helpen om zonder aarzeling te kiezen voor het Ware Licht,
want slechts de schijnlichten der wereld kunnen de
ziel zo verblinden dat zij wankelt”.
Wankelend onder het Kruis zie ik Jezus in de overwegend smalle
stegen van Jeruzalem. Het beeld doet denken aan het feit dat de beproevingen
van het leven mensenzielen vaak heel moeilijk vallen, zodat hun levensweg hen
eng en beklemmend toeschijnt, en de zon (= Gods Licht) hun op vele plaatsen van
hun weg nauwelijks lijkt te bereiken. Zoals Jezus langs beide zijden van de weg
door velen beschimpt en gehinderd wordt, voelt ook elke ziel zich door vele
beproevingen (kruisen) van het leven beklemd en gehinderd, zodat zij wel eens
het gevoel krijgt dat zij onder de kruisen bezwijkt.
Dat is wat nu in de Kruisweg van Jezus tot uitdrukking komt. De
Verlosser offert voortdurend de zwakheden van de zielen van alle tijden,
en de kruisen die verloochend zullen worden omdat zielen de strijd voor hun
Heil niet langer zullen willen voeren. Jezus valt, en toont hier hoe vele
zielen vallen onder hun hoogmoed, en hierdoor eigenlijk letterlijk hun contact
met het wereldse (de grond, de aarde) opnieuw intenser maken. Jezus bidt de
Eeuwige Vader dat de zielen van goede wil de kracht zouden
krijgen om niet te wankelen onder de beproevingen, om zich bewust te worden van
hun fouten en nalatigheden, die het hun op aarde zo moeilijk maken om de weg naar
het Heil te voltooien, en om spoedig opnieuw op te staan, zoals Hij hier doet.
Jezus staat wankelend op, en zet Zijn verschrikkelijk zware
tocht verder. Elke seconde lijkt een eeuwigheid te duren, omdat Zijn
krachten met elke meter verder afnemen. Menselijk gesproken, is Hij op dit
ogenblik in Lichaam en Hart uitgeblust. De ervaring van de val, waarbij het
Kruis overigens zo hard op Zijn bovenrug terecht is gekomen dat Hij de eerste
minuten nauwelijks lijkt te kunnen ademen, heeft Hem in alle hevigheid herinnerd
aan de vreselijke zwakheid van de mensenziel.
Even verder ziet Jezus Zijn Moeder langs de weg, de
enige ziel die Hem op dit ogenblik waarlijk op de been kan houden. Op Jezus
komt Zij, ondanks het feit dat Haar wondermooie Gelaat door Smart is getekend,
over als een visioen uit het Paradijs: Jezus ziet dwars doorheen de ziel, en
wordt daarom in verrukking gebracht door de schittering van Maria’s
heiligheid, die nooit door de erfzonde noch door enige misstap is bevlekt.
Maria staat niet rechtop, Zij zit geknield, want bij het naderen van Jezus
heeft Zij Zich op de knieën laten glijden, onhoorbaar wenend, als in aanbidding
voor de Eeuwige Liefde, die hier schittert in de volheid van haar Vuur. Achter
Haar zie ik apostel Johannes, met de handen in elkaar gestrengeld tegen de
borst en met een ontsteld gelaat.
Bij het zien van Maria krijgt Jezus als het ware een injectie
van levenskracht. Het is alsof Zijn laatste krachten zich in Hem
samenballen. Hij drukt in mijn hart, dat de gevoelens die nu door Hem heen
gaan, symbool staan voor de wedergeboorte die elke ziel uit het contact
met Maria kan halen. Hij ziet in Haar de aanblik van de volmaakte
Verlossing en Heiliging, als een stuk Hemel in deze poel van verderf
en zonde. Jeruzalem lijkt vandaag inderdaad uitermate vijandig, al zie ik
eveneens waarlijk bedroefde en zelfs bijna wanhopige gezichten. Ik mag hier een
beeld aanschouwen dat uitdrukking geeft aan de toestand zoals hij steeds zal
blijven: Jezus en Zijn Leer als Tekenen van tegenspraak, met een minderheid
van vrienden en een meerderheid van vijanden, onverschilligen en
niet-begrijpenden.
Jezus’ Hart, dat niet heeft opgehouden, in mysterievolle beelden
tot de Eeuwige Vader en tot Zijn Moeder te spreken, spreekt nu
in de stilte de volgende duidelijke woorden:
“O Vader, druk dit beeld in Mij, opdat het Mij moge
bemoedigen in de kwellingen die nog komen. Zie de volmaakt Zondeloze,
die al Mijn pijnen en kwellingen heeft meebeleefd tot in Haar allerreinste
vlees. O Verrukking duizend maal groter dan alle engelen die Gij hebt
gemaakt. O Teken van Hoop, dat Mijn Werken in de
zielen naar hun voltooiing zal leiden. Nog kent de wereld Haar niet, en
door velen zal Zij ook nooit aanvaard worden voor wat Zij werkelijk is.
Ondersteun Haar in deze kwelling der kwellingen”.
Maria omhelst Haar Zoon op een buitengewoon eerbiedige en zachte
wijze. Gedurende enkele ogenblikken kruisen Hun
heilige blikken elkaar. Voor Jezus lijkt het alsof Hij opnieuw de Hemel
aanschouwt, want Maria’s ogen zijn de spiegels van het Onbevlekte
Paradijs van zondeloosheid en volmaakte Liefde – de
volkomen in ere herstelde mensenziel. Jezus, wiens blik totnogtoe in het
oneindige leek te staren, lijkt plots nieuw leven te ontvangen.
Nochtans voel ik hoe Jezus’ Hart bij de aanblik van Maria als het ware
openscheurt onder de invloed van twee geweldige, aan elkaar tegengestelde
krachten: enerzijds de nieuwe moed die Hij ontvangt doordat Haar
volmaakte Liefde Zich als een wollen mantel om Zijn Hart hult, en anderzijds
het besef van de hartverscheurende Smart die Zij nu ondergaat. Maria is hier waarlijk de Medeverlosseres, die met de Verlosser
gedurende enkele ogenblikken de diepste gevoelens van pijn over de zonde
en de zwakheid der zielen uitwisselen van oog tot oog, van Hart tot Hart, van
ziel tot ziel. Het intense gezamenlijke Lijden,
dat zich totnogtoe in het verborgene van de lichamelijke scheiding had
voltrokken, wordt hier bezegelt door het oogcontact, waarin de mystieke en de
menselijke zijde ervan één worden.
Voor Jezus is het nu ten volle alsof Maria mee Zijn Kruis draagt,
want God heeft het zo beschikt dat Zij in deze korte ontmoeting zowel een golf
van Goddelijke kracht zal ontvangen, alsook Zelf tot in het diepste van Haar
Wezen het Lijden van Jezus zal meedragen. Uit Haar mond komt nauwelijks een
klank, uit Haar Hart schreeuwt echter de pijn om de Smart die God
sedert de zondeval elke dag ontelbare malen is aangedaan, en waarvan Zij de
tekenen vóór Zich ziet en voelt in de gesteldheid van Haar
Goddelijke Zoon.
In deze weinige ogenblikken is Heilsgeschiedenis
geschreven.
Ik werd reeds eerder aangegrepen door de aanblik van de
onverschilligheid bij vele zielen langs de weg waarop Jezus
bloedend verder strompelt. Hoewel deze minuten de grootste uit de
Heilsgeschiedenis vormen, gaan velen gewoon door met hun leven alsof er niets
aan de hand is. Zo ook Simon van Cyrene, die via een klein zijwegje aan de weg
komt, waarop Jezus nadert. Omdat Simon er uitziet als een sterke man, wordt hij
er door Romeinse bewakers toe uitgenodigd om Jezus, die Zich nauwelijks op de
been kan houden, te helpen bij het dragen van Zijn Kruis. Simon weigert,
terwijl hij Jezus aankijkt met een blik waaruit af te lezen lijkt, dat hij “met
een veroordeelde liever niets te maken heeft”. Jezus kijkt hem een ogenblik
aan, met lijdende doch brandende ogen, en in Simon lijkt iets te “klikken”.
Hij grijpt het Kruis vast, dat echter door Jezus geen ogenblik wordt
losgelaten, zodat Jezus ononderbroken de “Kruisdragende” blijft. De Goddelijke
Beschikking ten aanzien van de Verlossing zou het eenvoudig niet hebben
toegestaan dat Simon zelfs maar één ogenblik het Kruis in zijn eentje zou
hebben gedragen, want de Verlosser moest de Kelk ledigen tot de laatste
druppel.
Welk machtig symbool wordt hier afgetekend: Het vergt een zelfoverwinning,
en vaak ook enige dwang vanwege de omstandigheden, om een ziel ertoe te
overhalen om de eigen belangen terzijde te schuiven en een andere
ziel bij te staan in een beproeving die in feite het eigen leven niet
aanbelangt. Het zal echter het grote tweeledige symbool voor het leven als
christen worden:
·
*de ziel die de medemens helpt om diens
kruisen (beproevingen) te helpen dragen, zodat deze medemens zelf beter
in staat is om zijn eigen levensopdracht in dienst van Gods Heilsplan te
vervullen, en
·
*de ziel die Jezus
in de medemens helpt om Zijn
Kruis te dragen, want de Verlosser heeft bruiloft gesloten met het Kruis tot
het einde der tijden, en is aanwezig in elke kruisdragende
ziel.
Naarmate de tocht verder gaat, vindt in Simons hart een
geleidelijke ommekeer plaats. Hij brengt hier tot uitdrukking, dat
bekering, inzicht en een van harte aangeboden naastenliefde vaak tijd nodig
hebben om zich in een hart zodanig te ontwikkelen, dat de gevoelens en
gedachten zich van het wereldse beginnen te verwijderen om de situatie
steeds méér vanuit Gods ogen te leren bekijken, tot Heil van
de eigen ziel en voor het welbevinden van diegene, die men helpt. De
aanvankelijke waarneming van Simon ten aanzien van Jezus verandert steeds méér
van “een veroordeelde met wie ik liever niets te maken heb” naar “een arme
lijdende ziel, die net zo goed ikzelf kon zijn geweest”.
Hoewel Jezus en Simon geen woord spreken, lijkt tussen hen een onuitgesproken
eenheid te groeien, een soort lotsverbondenheid.
God brengt hier tot uitdrukking wat kan gebeuren in elke ziel die
begrijpt dat zij op haar levensweg in werkelijkheid bezig is, een kruis te
dragen samen met Jezus:
Gods Wet heeft tussen de Verlosser en elke ziel een lotsverbondenheid
beschikt, die zal duren tot het einde der tijden. De ziel die waarlijk bereid
is, haar beproevingen in Liefde en zonder protest te dragen als bijdragen tot
Gods Heilsplan, kan de Tegenwoordigheid van Jezus
in haar kruisen leren ontdekken, en kan een immense kracht oogsten uit het
besef dat zij in waarheid bezig is, samen met Jezus aan een zelfde
opdracht te werken. Dit bewustzijn kan het levendigste
worden voor de ziel die zich totaal aan Maria toewijdt, omdat de
Medeverlosseres in deze ziel de verbondenheid met Christus tegenwoordig
zal stellen.
Hier wordt gesymboliseerd hoe tussen een ziel en God een eenheid
kan groeien doordat de ziel haar waarneming steeds méér laat leiden door het hart en datgene wat Gods Geest
daarin uitwerkt, in plaats van door louter wereldse waarneming en
gericht-zijn op eigen belang. Hoewel Simon aanvankelijk naar huis
wilde, lijkt hij er spoedig van overtuigd dat hij in dit uur nergens méér thuis
hoort dan hier, als stille gezel van deze Lijdende, die ondanks
Zijn verminkingen op hem indruk maakt. Simon verkondigt hier zonder woorden
Gods verlangen dat de ziel haar verantwoordelijkheid zou nemen voor het
kruis van haar leven, dat door de zondelast van de hele mensheid in de
wereld is gekomen, in plaats van deze verantwoordelijkheid op de schouders van
de Barmhartige God te laten: Gods Barmhartigheid zal voor alle tijden een
gedeelte van de zondelast dragen, doordat Zij zonden vergeeft, voor dewelke
hierdoor vanwege mensenzielen niet meer dezelfde uitboeting moet worden
gedragen. Inderdaad: Alle zonden drukken als een last op de mensheid als geheel,
en elke zonde kan slechts op één van de beide volgende wijzen van de mensheid
worden weggenomen:
·
Ofwel doordat zij op één of andere wijze door
mensenzielen wordt goedgemaakt (uitboeting, offers, gebeden, Heilige
Mis, aanbidding, verheerlijking, diep doorleefde toewijding... Deze inspanningen kunnen worden aangevuld
met de opofferingen vanwege zielen in het vagevuur. Dit alles samen staat
gelijk met het dragen van het kruis der zonden door geschapen zielen in nog
niet verheerlijkte toestand;
·
Ofwel doordat Gods Barmhartigheid haar
wegbrandt in het Vuur van de Goddelijke Liefde, op grond van een rechtstreekse
tegemoetkoming van God of via de tussenkomst van Maria, die bestemd is
als de Brug tussen God en de zielen.
De grote les van de tussenkomst van Simon van Cyrene ligt
uiteraard hierin, dat de mensenziel steeds bereid zou zijn om het kruis van
haar medeschepselen te helpen dragen, zoals een voorbijganger die
door Gods Voorzienigheid op het juiste ogenblik op de juiste plaats wordt
gebracht om daar zichzelf terzijde te schuiven ter wille van Jezus,
die in het medeschepsel Zijn Kruis verder draagt. De ziel kan vaak eenvoudig
Simon van Cyrene voor de ander zijn door voor diens verlichting en
vergeving (voor de andere ziel, die steeds in zekere zin “een veroordeelde”
is indien zij haar misstappen niet zou berouwen) te bidden.
Gods Voorzienigheid bereidt een nieuw lichtpunt voor Jezus en een
nieuwe les voor de zielen die na Hem zullen komen: Veronica wringt zich
doorheen het gedrum de weg op, zinkt op de rechterknie en biedt Jezus twee
dingen aan: In de ene hand draagt zij een beker wijn, in de andere een doek.
Jezus negeert de wijn, hoewel Hij er heel zachtjes voor dankt, doch grijpt met
één hand naar het doek, en drukt dit in één beweging tegen Zijn Gelaat. Een
prachtig beeld: Hoewel Jezus Zich volkomen uitgedroogd voelt, verloochent Hij
deze hoge nood van Zijn Lichaam, om de mensenzielen een nieuw erfstuk van Zijn
Liefde na te laten: Hij laat de afdruk van Zijn Gelaat op het
doek na, en geeft het daarna aan de vrouw terug.
God leert hier de zielen Zijn verlangen, dat zij elkaar in de ziel
zouden schoonwissen (het gelaat is hier te beschouwen als spiegel
van de ziel), en hierdoor Gods evenbeeld in de ziel
zouden helpen herstellen. Dit is wat gebeurd wanneer een ziel de
eer en de naam van een andere ziel herstelt (haar waardigheid in de ogen van
haar medeschepselen herstelt), nadat deze door het slijk van roddel en laster
zijn besmeurd. Jezus toont hier, hoe Hij Zichzelf, de aanblik van de Eeuwige
Liefde, in de ziel afdrukt wanneer deze zichzelf verloochent om Hem in haar
medeschepselen Zijn waardigheid terug te geven, en Hem daarbij nog de wijn van
haar eigen bloed (haar lijden en beproevingen, dus haar leven) wil aanbieden.
Jezus neemt de beker wijn niet aan. Zo ook neemt Hij wel de offerande van alle beproevingen aan (Hij dankt
voor de bereidheid, Hem deze offergave te schenken), de beproevingen zelf echter, moet
de ziel nog steeds zelf dragen, doch op mystieke wijze vloeien deze door
de band van het geloof in het Lijden van Jezus over. De ideale
brug voor deze overvloeiing is de toewijding van
alle beproevingen aan Maria, die voor altijd één van Hart met
Jezus is.
De lichamelijke zwakheid van Jezus begint een zware tol te eisen.
Opnieuw valt Hij ter aarde neer, waarbij het Kruis zo hard tegen Zijn Lichaam
slaat, dat Hij alweer nieuwe kneuzingen oploopt, en een aantal wonden op Zijn
rug opnieuw beginnen te bloeden. Ook uit de wonden van de doornenkroon vloeit
opnieuw meer bloed. Deze val van Jezus symboliseert de vele beloften die de
ziel aan God doet, en die zij in haar zwakheid breekt. Het is de
wankelmoedigheid, de wispelturigheid, die hier ter aarde stort. God wijst
hierdoor tevens op het feit dat wankelmoedigheid een teken van gebondenheid, gehechtheid
aan het wereldse is (zij wordt in de val “naar de aarde toe getrokken”) Elke
ontrouw aan Jezus en aan het Hart van Maria, aan wie de ziel zich toewijdt,
is als een val, als een terugkeer naar de heerschappij van wereldse belangen.
Jezus heeft nog méér moeite om overeind te komen dan na de eerste
val. Het is louter de wil om eerherstel te brengen voor alle ontrouw
aan God en aan de naleving van elk heilig verbond (Mariatoewijding,
priesterschap, huwelijk, enzovoort), voor alle wankelmoedigheid in het volgen
van Gods richtlijnen, die Hem de kracht geven om Zijn Kruisweg te vervolgen.
Uit Jezus’ Hart welt de smeking op, dat de zielen van alle tijden de kracht
mogen vinden om op hun levensweg niet te vallen onder de lasten van allerlei
wereldse invloeden, en om elk verbond met God te heiligen door een vaste
wil om alle beproevingen (kruisen) te trotseren.
Jezus wankelt nu onder het verpletterend bewustzijn van de
honderden miljoenen huwelijken die op aarde zullen worden gebroken, de
ontelbare priesters en kloosterlingen die hun geloften niet zullen nakomen of
deze op zeker ogenblik totaal zullen beëindigen, de ontelbare zielen die zich
ooit aan Maria zullen toewijden doch deze toewijding niet echt zullen
beleven.
Spoedig hoort Jezus naast Zich de
jammerklacht van vrouwen, duidelijk behorend tot de meer welgestelde klasse,
die uiting willen geven aan het feit dat zij Zijn veroordeling afkeuren en dat
zij het een schande achten, dat deze heilige Profeet, deze Weldoener van
Israël, nu als een voorwerp van schande ter kruisiging wordt geleid. Jezus
echter, houdt enkele ogenblikken halt, en zegt:
“Dochters van Jeruzalem, weent niet over Mij, doch
veeleer over uzelf en over uw kinderen”. Jezus wijst er hier op, dat
het dan wel een uiting van Liefde jegens Hem mag zijn, droefheid te voelen over
Zijn veroordeling, die vanzelfsprekend vanuit
een menselijk standpunt volkomen
onterecht was, doch dat de ziel niet datgene moet bekijken, wat zij aan de
oppervlakte opmerkt, doch veeleer dieper moet leren zien: Waarom is Jezus, de Verlosser, hier
veroordeeld? Vanwege de zonden van alle generaties. God leert hier de
zielen, nooit uit het oog te verliezen dat Jezus om geen andere reden het
Kruis heeft gedragen, dan vanwege de zonden van mensenzielen in alle tijden.
Op de flanken van de helling die Golgotha heet (“schedelplaats”,
omdat het de plaats is waar de ter dood veroordeelden terechtstaan), welt uit
het Hart van Jezus een intense smeking op, dat Hij niet daar, doch aan het
Kruis zou sterven, want Hij heeft het gevoel dat alle leven uit Hem wegtrekt.
De uitputting lijkt compleet. Hij stort opnieuw in elkaar, en lijkt nu langer
te blijven liggen dan de vorige malen wanneer Hij onder het Kruis is bezweken.
In de herhaalde val wijst God op de gehechtheden, het steeds terugkeren van
de zielen naar de dingen die hen in het wereldse vasthouden. Ik zie hoe
Jezus tijdens het overeind komen, dat nu uitermate moeizaam verloopt, naar de
top van Golgotha staart met een blik die, voor wereldse ogen, volkomen verstard
en levenloos lijkt. In werkelijkheid brengt Jezus hier de uiterste
vergeestelijking tot uitdrukking, in een blik die slechts één ding ziet: de
plaats waar Hij de Verlossing van velen zal voltooien, de plaats waar de
bruiloft met het Kruis der Verlossing definitief wordt bekroond.
Jezus vertrouwt mij toe wat zich hier in het volkomen onzichtbare
werkelijk heeft afgespeeld: Enkele ogenblikken lang heeft het (wereldse,
lichamelijke) leven Hem verlaten, zodat alles wat Hij nog in Zich draagt, zich
op het niveau van Zijn ziel samenbalt, als een teken van volkomen
overgang van werelds leven naar vergeestelijking en volkomen Goddelijk Leven.
Welk machtig symbool: de bekroning van de Verlossing wordt voorafgegaan door de
totale vergeestelijking. Zo moet het in elke ziel gebeuren. De beproevingen op
onze levensweg moeten onze belangstelling, ons denken en ons voelen steeds
verder van het lichamelijke wegleiden. Jezus’ Hart is nu zo totaal op de
Godheid en het Goddelijk Heilsplan gericht, dat het in een gebed lijkt te veranderen:
“Vader, door de naderende voltrekking van Mijn bruiloft met
het Kruis, geef dat alle zielen die Mij oprecht willen navolgen, ook
de bruiloft met hun kruis
mogen voltrekken in de opoffering van hun wereldse behoeften en in een totale
bekering naar het leven in dienst van Onze Werken, tot het Eeuwig Heil van
velen”.
Terwijl Jezus enkele ogenblikken wezenloos naar de top van
Golgotha staart, wordt mij het vuur van Zijn verlangen getoond. Hij leeft
waarlijk in een andere wereld, in de enige werkelijkheid die waarde heeft
voor alle zielen: de Hemelse, alsof Hij “bezeten” is door de
drang om Gods Heilsplan te ontsluiten voor alle eeuwen. Het is deze golf van Liefde en van hoop, en de verbeten wil om
zielen te redden, die Hem overeind halen. Hij leeft werkelijk uitsluitend
voor de voltrekking van de bruiloft met het Kruis, en voor de ontsluiting
van de Hemel voor velen.
In feite wordt de Kruisweg afgesloten door deze derde val, die
wellicht de grootste levensles voor de zielen in zich bergt: De ziel kan (en
zal) tijdens haar levensreis meermaals vallen. Een val hoeft niet
het einde te betekenen, doch een nieuw begin. Een val
schenkt de gevallene de gelegenheid, zijn schreden helemaal opnieuw te
organiseren. Daartoe moet hij echter eerst opstaan. Wie
blijft liggen, sluit bruiloft met de aarde, het wereldse, het vergankelijke
dat geen Heil kan brengen. Wie overeind komt, geeft hierdoor blijk van de
wil om verder op zijn doel af te gaan. In haar hart heeft deze ziel haar doel eigenlijk
reeds bereikt, en indien zij toch bezwijkt, zal God haar opdracht niettemin als
volbracht beschouwen, want in haar hart was zij vast besloten om de kroon op
het werk te zetten.
De ware verdienste van de levensweg is deze: dat de ziel
haar opdracht niet opgeeft. Zij is geroepen om een bepaalde opdracht te
voltooien, en zal tijdens de uitvoering ervan hoogstwaarschijnlijk meermaals
ten val komen. Het is echter de wil om haar te voltooien, die door God als
gerechtigheid wordt aangerekend, niet het uiteindelijke resultaat. Slechts Jezus moest het beoogde resultaat restloos
boeken, omdat Hij de Verlosser was en dit voor alle eeuwen zal blijven.
Van de mensenziel verwacht God slechts een onverdroten inspanning
om na elke val op te staan, als akt van Liefde, van geloof en van hoop. De ziel
die na een val opstaat en met goede moed opnieuw begint, geeft jegens God blijk
van haar aanvaarding van al Zijn beschikkingen voor haar leven,
en van de overtuiging dat God deze val heeft toegelaten omdat deze haar
zielenheil zal bevorderen indien zij deze met Liefde, hoop en
vertrouwen benadert. Dit alles heeft God de zielen willen leren in
het herhaalde vallen van Jezus onder het Kruis. Zo leert God de zielen
tevens, dat de ware verdienste van de ziel niet alleen wordt verzameld in de
uren van vooruitgang, doch ook in de uren van schijnbare stilstand, in
de wijze waarop zij met de tegenslagen omgaat, in haar denken en
voelen terwijl al het andere in haar onbeweeglijk lijkt.
Jezus nadert nu, schijnbaar méér dood dan levend, de plaats van
Zijn werkelijke terechtstelling: de berg der zonden, de feesttafel der
Verlossing voor alle zielen die Hem door de inrichting van hun eigen leven
zullen volgen.
BRON:Maria Domina Animarum Apostolaat:zie onderrichtingen: boeken: de oogst van de eeuwige liefde.
|
“HOU MOED.
Wees niet ontmoedigd In HET KRUIS ligt het heil, de overwinning is het kruis.
HET KRUIS IS STERKER DAN DE STRIJD.”
|
AKTE VAN GOEDMAKING VOOR ALLE ZONDEN
UIT DE GESCHIEDENIS DER MENSHEID:
Lieve Moeder Maria, machtige Voorspreekster bij de Goddelijke
Gerechtigheid,
Uit Liefde tot God, tot u en tot de hele Schepping, geef ik u mijn
hart en mijn hele leven.
In mijn verlangen om de duisternis der eeuwen nu nog te laten
doorstralen met het machtige Licht van de ware Liefde, bied ik u:
Goedmaking voor de talloze verschrikkelijke zonden die gedurende
de geschiedenis van de mensheid zijn bedreven.
Goedmaking voor alle keren dat mensen in de loop der geschiedenis
hun ziel hebben laten sterven door verloochening van de Liefde tot God en tot
hun medeschepselen.
Ik wijd u alle lijden toe, dat mensenzielen elkaar hebben
aangedaan, opdat u dit nu nog zou toevoegen aan het verlossende Lijden van
Jezus en uw Smarten, tot afbetaling van de ontelbare overtredingen die
zielen ooit tegen Gods Wet van Liefde hebben begaan.
BRON gebed:Maria Domina Animarum
Apostolaat: