Het Doopsel van Jezus in de Jordaan
Doop van Jezus: eerste zondag
na Driekoningen:
Johannes De Doper doopt Jezus. |
Op Zijn dertigste levensjaar wordt de
Messias, door Zijn volmaakte Goddelijke Wijsheid, ertoe gedreven om Zijn
verborgen leven te beëindigen en Zich kenbaar te maken aan het volk van Israël.
Hij meldt Zijn Moeder Maria dat Hij naar Johannes de Doper zal gaan, die zielen
doopt op een ondiepe plaats van de grote rivier de Jordaan, nabij Betanië.
Johannes de Doper maakt de bijzondere roeping van Jezus aan het volk kenbaar door
met een diep bewogen stem te zeggen:
“Zie het Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld”. De Doper spreekt door deze woorden wellicht de belangrijkste profetie uit de heilsgeschiedenis uit, want hij identificeert hierin Jezus als de Messias, de Christus, en vat de ware roeping van de Christus samen: Het Goddelijk Lam, dat voor de Verlossing van de zielen uit de noodlottige greep van hun zonden “geslacht” zal worden. Wanneer Jezus afdaalt in het water van de Jordaan, zegt de Doper tot Hem:
“Zie het Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld”. De Doper spreekt door deze woorden wellicht de belangrijkste profetie uit de heilsgeschiedenis uit, want hij identificeert hierin Jezus als de Messias, de Christus, en vat de ware roeping van de Christus samen: Het Goddelijk Lam, dat voor de Verlossing van de zielen uit de noodlottige greep van hun zonden “geslacht” zal worden. Wanneer Jezus afdaalt in het water van de Jordaan, zegt de Doper tot Hem:
“Ik heb Uw Doopsel nodig, en Gij komt
tot mij?”.Johannes doopte reeds langere tijd
mensen in de Jordaan. Hij deed dit als een reinigingsritueel tot bekering en
tot vergeving van zonden. Hij was zo door Gods Geest verlicht, dat hij wist dat
hij de voorloper van de Christus, de Verlosser der zielen was. Door
diezelfde verlichting herkende hij Jezus ogenblikkelijk. Hij wist dus dat deze
Man geen doopsel tot reiniging nodig had, want dat Hij als Zoon van God
absoluut vlekkeloos was. Daarom kon hij zichzelf er niet toe overhalen
om Jezus het doopsel toe te dienen. Jezus echter, antwoordde:
“Laat nu maar, want zo past het ons, al wat is vastgesteld,
te volbrengen”.
Jezus wees hierdoor
op de diepe zin van het Doopsel:
Het Doopsel is door God bedoeld als een ontsluiting van de ziel
voor de volheid der genade. Het doopwater kunnen wij daarbij beschouwen
als “water van Goddelijk Leven”. Door het Doopsel krijgt de ziel
de kans om tot ware navolging van Christus te komen, om tot beeld en gelijkenis van God te groeien, wat inderdaad de
ware roeping van elke ziel is. Jezus wilde door Zijn Doopsel een
voorbeeld stellen voor de zielen. Voor Hem was het geen reinigingsritueel, doch
het begin van Zijn Openbaar Leven, dus als het ware van Zijn ware
“levensroeping”. Doordat deze handeling werd voltrokken door de handen
van Zijn “voorloper”, diegene die Hem moest aanwijzen als de Verlosser, werd
Zijn Openbaar Leven dus als het ware via een “officieel kanaal” ingeleid. Net
zoals de Messias zoals elke mens in een lichaam geboren moest worden, moest ook
Zijn Openbare Missie op een zichtbare wijze beginnen.
Toen Jezus gedoopt was, daalde Gods Geest in de gedaante
van een duif op Hem neer en sprak een stem uit de Hemel:
“Dit is Mijn Zoon, Mijn Veelgeliefde, in wie
Ik welbehagen heb”.
Voor Johannes was dit teken een bevestiging voor het feit dat
Jezus de Zoon van God was. God stelt hier een machtig symbool als
voorafspiegeling voor het feit dat het ware christelijke Doopsel, dat Jezus
Zelf later zou instellen, een Sacrament was, een raakpunt tussen God en de
gedoopte ziel, waarbij de Heilige Geest over deze laatste zou komen en de
gedoopte hierdoor in de ware zin van het woord een kind van God zou
worden.
Toen Zijn Doopsel voltrokken was, trok Jezus naar de woestijn, om
er gedurende veertig dagen Zijn Missie in dienst van het Goddelijk Heilsplan
voor te bereiden. In deze opeenvolging “Doopsel + terugtrekking in de woestijn”
laat God Zijn verlangen zien, dat de zielen hun ware levensroeping, het geheel
van de werken waartoe zij in dienst van Gods Heilsplan zijn geroepen, zouden
voorbereiden door twee componenten een vaste plaats te geven in hun innerlijk
leven:
1.
Door zich door het Vuur van Gods Geest en
het bad in het water van Goddelijk Leven te laten reinigen.
2.
Door zich zoveel mogelijk terug te trekken
uit alles wat hen aan het wereldse bindt, om een ingetogen leven
te leiden, verzonken in een innerlijke Vrede van hart (de “Vrede van
Christus”!) Om in die “stilte”,
die armoede aan indrukken, God beter te vinden.
De Meesteres van alle zielen wees er ooit in een openbaring op,
dat het goed is, zich Haar Onbevlekt Hart voor te stellen als de
Jordaan. Totale toewijding aan Maria zou dan daaruit bestaan, dat
de ziel zich onderdompelt in het water van Goddelijk Leven, dat in
Maria’s Hart overvloedig aanwezig is. Maria is vervuld van Goddelijk doopwater, dat zielen reinigt en hen klaarmaakt voor een
wedergeboorte. Zie de parallel tussen de totale toewijding aan de Meesteres van
alle zielen en het Doopsel van Jezus in de Jordaan:
·
Jezus begint Zijn Openbaar Leven door naar de
Jordaan te gaan en Zich te laten dopen; de ziel begint haar ware leven in
dienst van God door zich onder te dompelen in Maria;
·
Het Doopsel in de Jordaan gold voor de zielen
als een rituele reiniging tot bekering en vergeving van zonden; de onderdompeling
in Maria geldt als een reiniging in het water van al Haar deugden,
als een wassing door Haar heiligende Tegenwoordigheid en heerschappij;
·
De Heilige Geest daalt over Jezus neer en God
wijst Hem aan als Zijn Zoon; bij de totale toewijding roept Maria de Heilige
Geest over de ziel af om het Vuur van de wedergeboorte in haar uit
te storten.
Jezus was als de Godmens door de Allerheiligste Drievuldigheid
bedoelt als het grote Voorbeeld voor het Goddelijk Leven. God wijst in het
Doopsel van Jezus in de Jordaan op de noodzaak dat de ziel zich zou laten
dopen, doch wel in een dubbele betekenis: in het Sacrament van het Doopsel,
doch ook in een doopsel dat zich in feite herhaaldelijk kan voltrekken,
namelijk door zich voortdurend open te stellen voor
de inspiraties van de Heilige Geest en Zijn Liefdesvuur, en voor de
voortdurende reiniging van ziel en hart. In wezen zou elke ziel vóór het
aanvatten van elke belangrijke handeling het Vuur van de Heilige Geest en de
onderdompeling in het reinigende bad van het water van Goddelijk Leven moeten
afsmeken. Dit alles vindt de ziel verenigd in Maria. Het praktische leven in totale toewijding aan Maria dompelt de ziel
ononderbroken onder in het Vuur van Gods Geest evenals in de reinigende heerschappij van de heiligste
onder alle geschapen zielen: Maria.
Wanneer Jezus tot Nicodemus zei dat de mens opnieuw moest worden
geboren uit de Geest, bedoelde Hij precies dit: De ziel moet zich telkens
opnieuw losmaken van alle wereldse bindingen en vanuit een wereld van
denken, voelen en verlangen gaan leven, die volledig op Gods
belangen gericht is. Dit alles komt in feite tot uitdrukking in een
zich steeds hernieuwend doopsel in de Heilige Geest en een
zich steeds méér terugtrekken in de woestijn van de onthechting.
De combinatie van deze
beide elementen beleeft de ziel door de totale toewijding aan Maria, in de mate waarin zij zich daadwerkelijk aan Haar overlevert en
zich door Haar laat besturen en inspireren.
Het Sacrament van het Doopsel kunnen wij beschouwen als een eerste
reiniging en voorbereiding van de ziel op het ware Goddelijke Leven. Het
zich voortdurend vernieuwende doopsel in de openstelling van de ziel voor de ononderbroken
bezieling door de Heilige Geest en de reiniging door de totale toewijding,
is als een voortdurende bevrijding van het stof der wereld, de nooit
ophoudende wereldse beïnvloeding van de ziel, een teken van verlangen naar
onthechting en bevrijding ten aanzien van het wereldse, om een waarlijk
vrij kind van God te zijn. Jezus heeft ons dit voorgedaan in Zijn eigen
Doopsel in de Jordaan. Dat Hij dit belangrijk vond, toont Hij ons reeds in het
feit dat Hij voor dit Doopsel vanuit Nazareth te voet naar de Jordaan bij
Betanië trok, een voettocht van ruim honderd kilometer. Hij had dit Doopsel
niet nodig, maar verlangde ernaar, omdat Hij ook in het Doopsel openbaar
uitdrukking wilde geven aan Zijn voornemen om in alles “waarlijk mens
te zijn”. Op de weg van geboorte naar dood wilde Hij geen enkel element
overslaan dat voor de mensenzielen van belang zou zijn, want Hij wilde het Verlossingswerk
volkomen maken.
BRON: uit de onderrichtingen van het Maria Domina Animarum Apostolaat:(zie onderrichtingen: Sluier van goud.)
http://www.maria-domina-animarum.net/
http://www.maria-domina-animarum.net/
GEBED:
Moeder
Maria,wil mijn hart besproeien met het water uit uw Onbevlekte
Hart als een doopsel in de Jordaan van het Goddelijk Leven.Wees gegroet
Maria,vol van genade…
“Zie het Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld”. |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.