zaterdag 29 april 2017

JE BENT EEN TEMPEL VAN GOD!

 JE BENT EEN LEVENDE TEMPEL VAN GOD!
 
"Wees een levende TEMPEL VAN GOD."
Wees je daarvan goed bewust!

Jezus Christus verkondigde ons:”Het Koninkrijk Gods is midden onder u.” (Lucas 17:20) Gods Rijk is in ons, we hoeven het niet ver te zoeken, het leeft in ons! We hoeven het enkel tot leven te laten komen!
 (Dit is wat ons te doen staat:Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand.” Matteus22: 37) God wil vooral wonen in mensen die leven in Jezus’geest. Laat u dus geestelijk volledig samensmelten met Jezus.Laat Jezus de koning zijn van je hart! Laat van daaruit dan de stromen van levend water uit de bron van je hart naar jou omgeving stromen…Zo kan het Licht van Christus terug gaan schijnen in onze duistere wereld!
Als katholieken  bezitten we het voorrecht, dat we wanneer we maar willen de levende Jezus kunnen ontmoeten in de H.Eucharistie, we ontvangen hem er in de H.Communie (zijn lichaam!) Maken we daarvan regelmatig gebruik? (Op zondag, de dag des Heren!) Hou mijn gedachtenis levend, spreek over mij en heb mij lief boven alles in dit leven en eeuwig leven zal ik je geven in mijn nabijheid. De vader en ik zijn één, één in geest, één in wezen.

Zijn we ons voldoende bewust van het feit dat God ons heeft geschapen naar Zijn beeld, en dat Jezus IN ons woont. De Apostel paulus zegt het ons, dat ons lichaam een tempel van de H.Geest is! 1 Korintiers: 19-20:” Weten jullie dan niet dat je lichaam een tempel is van de Heilige Geest? Hij woont in jullie. Jullie hebben Hem van God gekregen. Jullie zijn niet van jezelf!  Want God heeft jullie voor een hoge prijs gekocht. Eer God dus met jullie lichaam en met jullie geest, want zij zijn van God.

“Weten jullie dan niet dat je lichaam een tempel is van de Heilige Geest? Hij woont in jullie.”



Jezus leerde ons:”Bemint uw naaste gelijk uzelf.”
 (Marcus 12:31) Uzelf beminnen is deel van eerbied hebben voor uzelf als tempel van God. Het heeft niks vandoen met egoïsme, want egoïsme is een fout tegenover het beminnen van je naaste! Stel de ander voorop in dit leven en niet jezelf. Geef en je zult gegeven worden.
In eerbied leven met jezelf, kan heel ruim bekeken worden, het begint met het niet kijken naar, of luisteren,  naar zaken die ons lichaam of onze geest kunnen verontreinigen of bezoedelen. Ook geen dingen gebruiken die hetzelfde doen, streef naar zuiverheid in alle opzicht. God verlangt van Zijn kinderen een streven naar heiligheid:
"Leidt een leven dat in alle opzichten heilig is, zoals hij die u geroepen heeft heilig is. Er staat immers geschreven: 'Wees heilig, want ik ben heilig." 
(1 Petrus 1:16 Leviticus 11:44)

In onze christelijke levenswandel zijn er bepaalde zaken die niet kunnen, de apostel Paulus onderricht ons hierin:
De nacht is al een heel eind voorbij. Het wordt al bijna dag. Laten we dus stoppen met dingen te doen die bij het donker horen. We moeten de wapens gebruiken die bij het licht horen! Laten we ons fatsoenlijk gedragen, zoals dat hoort bij klaarlichte dag. Doe niet meer mee met wilde feesten, waar het gaat om eten, drank en seks. Houd ook op met jaloers zijn en ruziemaken! Laat je leven leiden door de Heer Jezus Christus, en doe niet meer waar je maar zin in hebt. Dan ga je ook niet verlangen naar dingen die niet goed zijn.”
(Romeinen 13:12-14)

Kies nu om rein en zuiver te leven. Heilig jezelf van de onreinheid van deze perverse wereld. Leef heilig zoals Ik heilig ben vraagt God aan jou!
God roept ons om ons te heiligen zoals Hij heilig is. Dat is een geweldig voorrecht. Laat het niet aan je voorbijgaan!
Hou grote schoonmaak in je hart en in je leven. Kies radicaal voor heiligheid, want jouw God is heilig!
God wil komen met zijn heerlijkheid in je leven, maar dat kan niet als je leven vol rommel zit!
God roept je om TOTAAL ANDERS te zijn dan de verloren, goddeloze, duistere wereld.
 Ik wil je aanmoedigen om echt je hele hart, je volkomen wezen, totaal in overgave te brengen aan Hem, en Jezus te aanbidden op een manier zoals je het nog nooit gedaan hebt.
Bidden we tot Maria, opdat Zij hierin onze gids mag zijn, om ons bij Haar Zoon Jezus te leiden, en om ons te leren Hem in totale overgave te dienen! (De poorten van het hemelse koninkrijk staan wijd open voor wie Jezus en zijn moeder Maria willen dienen!) Het is de H.Grignion de Montfort die ons in zijn leer  zegt:
Wanneer de Heilige geest, zijn Bruid(=Maria), haar in een ziel aantreft dan vliegt hij er heen, treedt er zonder de minste terughoudendheid binnen en schenkt zich aan die ziel met overvloedige genaden. En wel in dezelfde mate waarin zo iemand in zijn hart plaats gemaakt heeft voor zijn bruid. DAT is één van de voornaamste redenen waarom de  heilige geest tegenwoordig niet meer zulke opvallende wonderen uitwerkt in de zielen: men leeft niet innig genoeg verenigd met Zijn trouwe en onafscheidelijke bruid: MARIA.






In de gemeenschappen van de eerste christenen was er een vurig levendig geloof aanwezig! Men was er één van geest en één van hart, de ogen waren allen in dezelfde richting ziende. De mensen leefden in een gemeenschap of gemeente waar alles werd gedeeld zodat er niemand was die gebrek leed. Egoïsme kende men er niet. Het woord van God was hun levende brood!

Men verkondigt in onze tijd een soort van theologisch geloof, wat niet goed begrepen word door de mensen, op die manier gaat men de Geest niet levend maken, maar blust men hem eerder! Hierdoor komt men met zogenaamde “dode kerken of gemeenschappen “ te zitten. Een verkondiging van het totale evangelie in zijn volle waarheid, zonder er de scherpe kantjes van af te doen (dus ook de radicaliteit ervan!) kan de geest terug levend maken.

Gaat beseffen dat Jezus werkelijk hier aanwezig is in ons, hij is in ons. Leef in die realiteit van elke dag opnieuw te vertoeven in Zijn aanwezigheid! Richt je ganse denken, je ganse doen op Hem, want Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven, en dat LEVEN is aanwezig in ons! Laat het tot LEVEN komen. Laat je geloof niet langer een dood iets zijn. Het geloof is bijna dood, maar God wil het terug tot leven wekken, dat kan pas wanneer jullie gaan beseffen dat Jezus werkelijk leeft in jou tempel! Maar laat het aub  tot leven komen, pas dan kan en zal er iets VERANDEREN. Het moet beginnen in onszelf, vanuit onszelf! Dat is wat God van ons verlangt! BOUW JE GEESTELIJKE WONING OP JEZUS CHRISTUS EN JE TEMPEL ZAL STRALEN EN SCHITTEREN ZOALS GOUD ZILVER EN EDELSTENEN! HET ZAL ZIJN ZOALS HET NIEUWE HEMELSE JERUZALEM, WANT HET LAM IS ONS LICHT! ERVAAR ZIJN WERKELIJKE AANWEZIGHEID.HIJ IS AANWEZIG OM ONS LEVEND TE MAKEN! Wees ervan bewust! Leer hem te kennen en ervaren, ontdek hem, hij is in jou! God wil ons dit schenken, Zijn aanwezigheid dicht bij ons, in ons hart! Verbonden voor eeuwig!
Trek je daarom geregeld terug in de stilte van je hart, om Hem er te ontmoeten! Je hart kan een kluis zijn. Een kluis is een plek waar je kunt wonen, een gewijde heilige ruimte. Het is een ruimte die je uitnodigt tot verdiept leven.

Laat het nieuwe in jezelf beginnen... laat Jezus tot leven komen in jezelf! “Als uw mond belijdt dat Jezus de Heer is en uw hart gelooft dat God hem uit de dood heeft opgewekt, zult u worden gered.” “Want de Schrift zegt: ‘wie in Hem gelooft, komt niet bedrogen uit.’”
“Want er staat: ‘ieder die de naam van de Heer aanroept, zal worden gered.’ (Romeinen 10:9; 11; 13)

 Want ieder mens die één geworden is met Christus, is door God helemaal nieuw gemaakt. De oude mens is verdwenen. Er is een hele nieuwe mens ontstaan.” (2Korintiers 5:17)


“Jezus klopt ook aan de deur van ons hart, zijn we bereid hem binnen te laten en ons leven te delen met Hem en voor Hem?




WORDT EEN NIEUWE MENS, VERNIEUW JE LEVEN, JE DENKEN EN JE ZIJN:

 

 Maar nu kunnen jullie je leven veranderen door een nieuwe manier van denken. Dat nieuwe leven trek je aan, zoals je een stel nieuwe kleren aantrekt. God heeft nieuwe mensen van jullie gemaakt. Nieuwe mensen die op Hem lijken. Mensen die helemaal zijn vrijgesproken van schuld en die nu bij God horen.”( Efeziërs 4:23-24)

 

 

Voor iedere gelovige komt het er steeds weer op aan zich te laten vernieuwen door reiniging, want telkens weer zet het ‘roet’ van de zonde zich vast. Doe het weg en leg het neer  aan de voet van het Kruis van Jezus. Een zondaar die vol berouw neerknielt  aan de voet van het Kruis, wordt vernieuwd door het bloed van het Lam en ontvangt nieuwe zegeningen van Gods Geest!


Lees ook de blog die nauw aansluit op deze blog: “De troonzaal van het hart.



zondag 23 april 2017

DE TROONZAAL VAN HET HART


DE TROONZAAL VAN HET HART

Beschouwing geïnspireerd door de Heilige Maagd Maria

Beschouwing over het hart als troonzaal voor God, en de H. Mis als plechtigste vorm van audiëntie bij God in het eigen hart.

“De Koning en de Koningin-moeder”



 God is de Grote Koning van de Schepping. Van nature is de hele Schepping Zijn Rijk, doch de aarde wordt hem door de vorst der duisternis betwist. God zendt al Zijn onderdanen (de mensenzielen) op een door Hem voorzien tijdstip naar de aarde voor een leven dat kan worden vergeleken met een werk- en strijdverblijf, gedurende hetwelk elke onderdaan met de inzet van zijn hele wezen en zijn hele leven de aarde voor Zijn Koning moet helpen heroveren. Slechts wanneer de Koning de aarde opnieuw ten volle tot deel van Zijn Koninkrijk kan uitroepen, zal de aarde een spiegel worden van het Koninkrijk van de Eeuwige Liefde en Vrede.

Slechts in de tegenwoordigheid van de Koning kan de onderdaan het ware geluk vinden, want de Koning is de Bron van de Eeuwige Liefde en Vrede. Slechts in een innig contact van Hart tot hart kan de Koning Zijn gesteldheden van ware liefde, diepe vrede en innerlijke harmonie in Zijn onderdanen tot bloei brengen. Hoe meer de onderdaan zijn Koning leert zien zoals deze werkelijk is, des te meer en des te oprechter zal hij de Koning leren liefhebben. De onderdaan zal ernaar verlangen, zijn Koning te bezoeken, want hij zal ontdekken dat slechts de Koning hem het Ware Geluk kan brengen. Aan een bezoek bij de Koning zijn echter tijdelijke grenzen gesteld:
De onderdaan kan de Koning pas in Zijn Paleis (de Hemel) bezoeken zodra de eerstgenoemde gedurende zijn werk- en strijdverblijf op aarde heeft aangetoond dat hij de Wetten van het Hemels Koninkrijk volkomen trouw is geweest en gebleven, met andere woorden: zodra hij zijn aardse leven heeft voltooid in volle deugdzaamheid, respectievelijk elke overtreding tegen Gods Wet heeft goedgemaakt (een goedmaking die wij kennen als het uitboetingslijden in het vagevuur.)
De liefdevolle en barmhartige Koning weet echter dat de onderdanen Zijn tegenwoordigheid nodig hebben, en Zelf wil Hij ook voelbaar bij hen kunnen zijn. Daarom heeft Hij een mogelijkheid voor geregelde bezoeken van Zijn onderdanen aan Hem voorzien, terwijl zij nog op aarde leven. Hij heeft elk van Zijn onderdanen voorzien van een hart, een centrale in dewelke de levenskracht van de Koning wordt verzameld en vanuit dewelke deze Kracht het hele wezen van de onderdaan kan voeden en zich over zijn leefwereld moet verspreiden. In die centrale heeft de Koning mogelijkheden voorzien om een troonzaal in te richten, waarin de onderdaan bij Hem in audiëntie kan worden ontvangen. Een dergelijke audiëntie kan worden verkregen telkens de onderdaan van harte verlangt, de Koning te bezoeken. Op een zeer plechtige wijze echter, voltrekt zich de audiëntie van de onderdaan bij de Koning naar aanleiding van een Heilige Mis.
Wanneer de onderdaan de Heilige Mis bezoekt, behoort hij dit te beschouwen als een plechtige audiëntie bij de Grote. Indien de Koning in de troonzaal van het eigen hart onderdaan om welke geldige reden dan ook niet in staat is om deze plechtige audiëntie te voltrekken, kan hem op dezelfde plaats een audiëntie worden vergund ter gelegenheid van een geestelijke communie waarbij de onderdaan de Koning waarlijk, oprecht en liefdevol verlangt te ontmoeten.
Voor elke audiëntie bij de Koning in de troonzaal van het eigen hart, niet slechts voor een 'plechtige' audiëntie (Heilige Mis) doch ook voor een wat informelere vorm van audiëntie (de contacten met de Koning in doen en laten en in gebed) moet de onderdaan de juiste gesteldheid bezitten: De troonzaal moet op passende wijze worden ingericht. De onderdaan zal daartoe:
·                            Zijn hart verwarmen met een oprechte, onvoorwaardelijke Liefde, die hij niet alleen rechtstreeks naar de Koning toe zal tonen doch evenzeer naar alle andere onderdanen van het Eeuwig Rijk (alle medezielen), het hele dierenpark van de Koning en alle koninklijke domeinen (de hele natuur.) De Koning wekt de diepste Liefde, want Hij regeert met volmaakte rechtvaardigheid en richt al Zijn beschikkingen uitsluitend op het Eeuwig Geluk van Zijn onderdanen. Al Zijn handelingen (de tussenkomsten van Zijn Voorzienigheid en van Zijn Genade) worden gedreven door een intens verlangen dat het elke onderdaan (elke ziel) goed moge gaan voor de eeuwigheid, ook al moeten daartoe op kortere termijn (de duur van het aardse leven) offers worden gebracht.
·                            De troonzaal, en de troon in het bijzonder, poetsen met zijn dagelijkse inspanningen om alle deugden te beleven in hun volmaaktheid.
·                            De troonzaal bekleden met de siertapijten van de eerbied. De Koning is almachtig. Hij heeft Zijn hele Koninkrijk Zelf gemaakt, heeft er de Grondwet vastgelegd en beschikt over leven en dood van al Zijn onderdanen. Hij is alle eerbied méér dan waardig, want ondanks de talloze overtredingen tegen Zijn Wet blijft Hij ijveren voor het Eeuwig Geluk van elke individuele onderdaan;
·                            Zijn hart wijd geopend houden voor de intrede van zijn Koning, door de instandhouding van een vast geloof in God en in Zijn Werken, Zijn eeuwenoude onveranderlijke Wetten, Zijn Beloften, en in de zin van de eigen beproevingen.
De onderdaan bewijst zijn trouw aan de Koning het beste door de audiënties niet te beschouwen als kortstondige ogenblikken, die weinig of niets met de overige ogenblikken van zijn leven te maken hebben. De onderdaan kan dit bewijs leveren door de troonzaal van zijn hart in orde te houden, elk moment van de dag en de nacht, want de Koning zal de troonzaal ook geregeld onaangekondigd betreden om zich van de oprechtheid van de dienstbaarheid van Zijn onderdaan te overtuigen. Daarom moet het hart blijvend worden ingericht tot een troonzaal. De Koning wil immers het contact met Zijn onderdanen niet beperken tot kortstondige bezoeken, Hij wil op de ontmoetingsplaats een koninklijke residentie optrekken, daar Zijn Grondwet tot in de kleinste details uitwerken, en er de onderdaan inwendig leiden in al zijn doen en laten. Het hart moet de kamer zijn, waarin Gods Wet als een Gouden Boek in waardigheid wordt bewaard en vanuit dewelke deze Wet van harte en oprecht wordt opgevolgd.
Het hart moeten wij beschouwen als een kamer in het huis (de ziel) van de onderdaan, een kamer met een menselijke inrichting, die echter een onmetelijk potentieel in zich draagt om volledig nieuw te worden ingericht, want de Koning heeft er van meet af aan materialen voorzien waarmee de herinrichting kan gebeuren.
Opdat de herinrichting exact zou kunnen gebeuren volgens de verlangens van de Koning, maakt de Koning het mogelijk dat de onderdaan een plechtige overeenkomst sluit met de Koningin-Moeder (de Heilige Maagd Maria, de Moeder van Gods Zoon), die alle volmachten bezit voor de herinrichting van alle huizen in het Koninkrijk teneinde het hele Rijk volledig te ontwikkelen tot een geheel waarvan alle elementen een volmaakt vruchtbare werking volgens de Grondwet van de Koning mogelijk maken. De Koningin-Moeder was een Vrouw uit Gods Volk, Die ooit door de Koning is uitverkoren tot volmaakt Paleis, exact volgens de Koninklijke Voorschriften gebouwd en ingericht om Zijn grootheid voor eeuwig uit te stralen over het hele Rijk. Zij heeft een onbetwistbare macht ontvangen over alle onderdanen, en heeft de Koninklijke Belofte ontvangen dat Zij, gezeten op een Koninklijke Troon, de tegenstander van het Eeuwig Rijk onder haar voet zal verbrijzelen. Voor de onderdanen is Zij het Modelvoorbeeld voor een Paleis dat een volmaakte kopie is van het Paleis van de Koning in de Hemel, met andere woorden: Zij vertegenwoordigt de Koning en het Hemels Rijk in alles. De Koningin-Moeder is door de Koning tegelijkertijd gemaakt tot bevoorrechte Troonzaal, Lusttuin, en Schatkamer van de Kroonjuwelen.
De Koning verwacht van de onderdaan, dat deze zijn huis (zijn ziel) zonder enige beperking noch voorwaarde ter beschikking stelt van de Koningin-Moeder, die het hart zal herinrichten tot een troonzaal waarvan elk aspect zal beantwoorden aan de Grondwet, tot het geheel, ondanks zijn kleinheid, zal worden tot een paradijs dat de Koning, zodra Hij het betreedt, het gevoel zal geven dat Hij er waarlijk thuis is, doordat Hij er een atmosfeer, een lucht, een schoonheid en een zuiverheid zal terugvinden die Hijzelf in Zijn Paleis (de Hemel) heeft geschapen.
De onderdaan kan zijn hart, de gelegenheidstroonzaal voor de Koning, volkomen leren afstemmen op de verwachtingen van de Koning door een leven te betrachten in strikte navolging van alle Koninklijke Wetten. Hij kan dit des te beter en des te sneller leren doen naarmate hij zich volledig openstelt voor de innerlijke leiding door de Koningin-Moeder, die deze Wetten volmaakt kent, hen Zelf steeds in absolute volmaaktheid heeft toegepast, en die de macht heeft gekregen om elke troonzaal opnieuw in te richten volgens Haar inzichten.
Om deze reden wordt het leven van de onderdaan des te vruchtbaarder naarmate hij vóór elke audiëntie een plechtig verzoek richt tot de Koningin-Moeder om zijn troonzaal met Zichzelf en Haar attributen te komen bekleden. De grootste resultaten kan de onderdaan verwachten wanneer hij de Koningin-Moeder van harte uitnodigt om blijvend Haar intrek in hem te nemen. Als Gezante van de Koning zal Zij dan tussen de 'officiële' audiënties in, plaats nemen op de troon en de onderdaan tot Meesteres zijn. Hoe vaker en hoe langduriger Zij op de troon kan blijven zitten, des te intenser zal Haar koninklijk Parfum het hele paleis van de ziel vervullen. Het Parfum van de Koningin-Moeder is uniek: Het is een essence die door de Koning Zelf wordt gewonnen uit de bloemen in het hart van Zijn Koninklijke Tuinen, een oord waartoe buiten de Koning Zelf uitsluitend de Koningin-Moeder toegang heeft. Dit Parfum bezit een immense kracht tot heiliging van onderdanen en tot verlamming van de tegenstander van het Eeuwig Rijk. Het kan daarom worden beschouwd als de bron van Haar unieke macht. Dit parfum kan slechts het paleis van de onderdaan beginnen vervullen naarmate deze de Koningin-Moeder ongeremd in zich laat heersen, want Zij verspreidt Haar Parfum in de hoogste mate terwijl Zij op de troon zit.
Dit beeld geeft ten volle uitdrukking aan het Mysterie van de totale, onvoorwaardelijke en levenslange toewijding aan de Heilige Maagd, Koningin-Moeder van het Eeuwig Rijk en Meesteres van alle zielen.
Zie de essentie van deze beschouwing:
1.                       De ziel moet de Hemelse Koning veelvuldig bezoeken, en behoort dit te doen in een gesteldheid van de diepste Liefde, de diepste eerbied, een volhardende naleving van alle deugden, en een rotsvast geloof in God en het Eeuwig Leven bij Hem.

2.                       De plechtigste audiëntie bij de Koning is de Heilige Mis, die de onderdaan  niet uiterlijk moet beleven in een gebouw (de kerk), doch innerlijk in het eigen hart. Om een vruchtbaar leven te leiden, mag de onderdaan deze 'officiële' audiëntie niet beschouwen als de enige gelegenheid om met de Koning in contact te komen. Hij wordt geacht, op elk ogenblik zijn troonzaal in orde te houden voor onverwachte bezoeken vanwege de Koning. Concreet betekent dit, dat de onderdaan via zijn hele levensinstelling moet getuigen van zijn verlangen dat God hem geen ogenblik zou verlaten.
3.                      De onderdaan moet daartoe zijn hart zo getrouw mogelijk volgens Gods verlangens laten omvormen, en kan dit het beste doen door gebruikmaking van de weg die God Zelf hem ter beschikking heeft gesteld: door het sluiten van een plechtige overeenkomst met de Koningin-Moeder, met andere woorden door totale toewijding aan Maria voor een herinrichting van het eigen hart, en door heel speciaal vóór elke audiëntie de Koningin-Moeder uit te nodigen om het hart volledig met Zichzelf (Haar volmaakte deugden en Haar eigen ingesteldheden) te bekleden. De onderdaan zal echter de Koningin-Moeder tot Heerseres van zijn paleis aanvaarden op elk ogenblik van zijn leven.


“Maria de Koningin-moeder op de troon in de troonzaal van het hart.”

"Ik ben de onverwelkbare Bloem van Goddelijk Leven, de Koningin van Hemel en aarde. Al het wereldse, alle zonde en bekoring zijn onder Mijn voeten gelegd. Ik ben de Bruid van de Heilige Geest, de Moeder van de Christus. In Mij is de Volheid der Genade. Daarom ben Ik de Meesteres van alle zielen, Gods Gids naar de Weg, de Waarheid en het Leven"




De omgang met de Koning van het Eeuwig Rijk bestaat niet uit losse handelingen en momenten; hij berust op een ingesteldheid, die wordt bepaald door de staat van het hart op elk ogenblik van de dag en de nacht. Het is de Koning buitengewoon welgevallig wanneer de onderdaan zijn bereidheid tot permanente dienstbaarheid en bereidheid voor de vervulling van de Werken van Zijn Koning bewijst door zich over te leveren aan de heerschappij van de Koningin-Moeder, die de macht heeft ontvangen, het dagelijks bestuur over een onderdaan te voeren, en voor de onderdaan tezelfdertijd de volgende functies te bekleden:
·                            Gids en Raadgeefster in al zijn handelingen ten dienste van de Plannen en Werken van de Koning;
·                            Modelvoorbeeld voor het leefpatroon dat ook hemzelf de grootste vruchtbaarheid ter vervulling van zijn ware levensroeping kan brengen;
·                            Architecte met koninklijke volmacht voor de herinrichting van zijn paleis, in het bijzonder van zijn troonzaal;
·                            Commandante van zijn innerlijke afweer tegen de werken van de tegenstander;
·                            Voorspreekster en Schatbewaarster voor de Genaden die hij nodig kan hebben;
·                            Meesteres van zijn hele huis, dat een paleis voor de Koning moet zijn en daarom ook ononderbroken door de Koningin-Moeder moet worden bewoond, en waarin de troon op elk ogenblik door Haar moet worden bezet.
De gouden weg om te worden tot een waar paleis waarin de Koning van het Eeuwig Rijk Zich thuis kan voelen, is deze waarbij de onderdaan een verbond van volgzaamheid en onderwerping aangaat jegens de Koningin-Moeder, de Gezante met onbegrensde koninklijke volmachten. Het is dit verbond, dat wij kennen als totale, onvoorwaardelijke, levenslange, in alle details van het leven toegepaste toewijding aan de Heilige Maagd Maria,  dat het huis van de ziel omvormt tot een paleis dat de Koning blijvend kan aantrekken.
BRON: Maria Domina Animarum Apostolaat (zie onderrichtingen: Meditaties: De Troonzaal van het hart)


 




woensdag 19 april 2017

EEN ZWAAR JUK DRAGEN

ONDER EEN JUK GEBOGEN GAAN:

"Een zwaar juk dragen."

Veel mensen gaan in onze huidige moeilijke tijden soms gebogen onder een zwaar juk die ze te dragen krijgen. Soms durft men hiervoor wel eens een beschuldigende vinger richting God steken! Het is echter de duisternis van deze wereld die dit juk oplegt. De hemel wil er juist voor zorgen dat dit juk ons niet helemaal teneer drukt. Jezus zei ons immers:
Kom tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijn, en Ik zal u rust geven; neem mijn juk op je en leer van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en je zult rust vinden voor je ziel; want mijn juk is zacht en mijn last is licht.”
(Matteus 11:28-30)

Het is de wereld die een zwaar juk oplegt. Het overgaan van de wereld naar Jezus is de last van het leven verlichten. Verstevig voortdurend de liefdesband met Jezus.
In de strijd die je heel je leven door voert, is het kwaad altijd de tegenstander, nooit een andere persoon. Jezus vraagt je die onmiddellijk lief te hebben, wie het ook kan zijn. Neem in deze voortdurende strijd nooit de wapens van deze wereld op, zoals afgunst, wrok, jaloezie, woede. Door die te gebruiken negeer je de wapens van het Licht: liefde en gebed, zachtmoedigheid en nederigheid. Alleen deze wapens geven de kracht tot een blijvende overwinning.

Zie ook blog: RUST IN JEZUS:

http://jezusmariagroep.blogspot.be/2015/07/rust-in-jezus.html



Kom tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijn."

zondag 16 april 2017

VERDIEP UW GELOOF


VERDIEP UW GELOOF, HOUD U VER VAN VERWARRING EN ONRUST!

Verdiep uw geloof.

 

Goede vrienden, ik wil u graag op het hart drukken om uw geloof trachten te verdiepen, dat is heel belangrijk in onze huidige tijden. Vooral op het internet vind je nogal veel lectuur die veel verwarring en onrust zaaien, hetzij over kerkelijke aangelegenheden, of aangaande de wederkomst van Christus! Je kunt de toets doen: “een goede boom kent men aan zijn vruchten!” De Geest zaait geen verwarring of onrust. Als  dergelijke zaken op uw pad komen, en je voelt aan dat er iets onrust of verwarring zaait, keert u er  dan van af. Bid hiervoor tot de Geest om de gave van inzicht en onderscheid te mogen bezitten. Vraag dit op voorspraak van Maria! De geest van verwarring of onrust is een geest van de demon, en die werkt heel hard in onze huidige tijden! Maar heb geen schrik, ook de Geest van God werkt hard, om zijn kinderen op het juiste pad te leiden…Verdiep uw geloof in Jezus en Maria, dat is een goede afweer tegen alle onrust of verwarring, en het brengt je dichter bij God.
 
Verdiep uw geloof in JEZUS en MARIA!
 

donderdag 6 april 2017

GLORIE BRENGEN AAN GOD

 GLORIE BRENGEN AAN GOD:

“Tussen Jezus en Maria bestond een buitengewoon ontwikkelde zielsverbondenheid.”



(Deze doelstelling van Jezus’ leven wordt tot uitdrukking gebracht in het Bijbelwoord “Nomen Domini invocabo” = “Ik aanroep de Naam van de Heer”, wat bij uitbreiding te begrijpen is als “Ik betrek God bij alles, en stel Hem in het middelpunt van mijn leven”)
Jezus wilde in de eerste plaats de zielen het voorbeeld stellen van een leven van verheerlijking aan God, opdat zij nooit uit het oog zouden verliezen dat slechts een leven dat volledig op God en de verwezenlijking van Zijn Werken en Plannen is afgestemd, vruchtbaar is voor het eigen Eeuwig Heil en voor de verwezenlijking van Gods Heilsplan. Jezus deed dit op vele wijzen: door gebed, door Zijn talloze Wonderwerken, en door het voorbeeld van een heilig leven.
De laatste paar weken vóór de Passie: Ik word in het Hart van Jezus getrokken, en lees er voortdurend hoe Hij de elementen van de natuur om Zich heen doorschouwt tot in hun wezenskern. Hij ziet daarbij hoe zij zijn gemaakt, met welk groeiplan Zijn Vader hen heeft voorzien, en waarom, en hoe dit alles zich in deze elementen vlekkeloos uitwerkt, zolang de mens hen niet met zijn eigen ingrepen verontreinigt. Vaak tuurt Hij naar een grasspriet, een vlinder, een vogel, een bloem, terwijl op Zijn prachtig Gelaat die onbeschrijflijke mysterieuze blik prijkt, die een mengsel lijkt te zijn van diepe Hemelse Vrede en toch diepe weemoed, van verrukking en toch hartverscheurende pijn. Ik mag in Zijn Hart iets lezen van de oorsprong van deze mysterieuze blik: Jezus kent volmaakt het diepe wezen van elk bestanddeel van de natuur, en weet hoe het zich uitwerkt, omdat Gods Plan zich op niet vast te stellen wijze in dit bestanddeel uitwerkt volgens een vaste Wet, die als enige afwijkingen toestaat:
De ingrepen van Gods Voorzienigheid, die elk ogenblik kan beschikken dat van het groeiplan moet worden afgeweken.
De invloeden van Gods Gerechtigheid op grond van zonden die door mensenzielen worden bedreven, en die ook een invloed hebben op vele ontwikkelingen in de natuur.
Het Evangelie zegt meermaals dat Jezus Zich in het gebergte terugtrok om in afzondering te bidden. De ziel moet in communicatie treden met God, en moet daartoe ook de geschikte omstandigheden scheppen, namelijk het hart vrijmaken van wereldse (zintuiglijke) invloeden, onthechting van mensen en van indrukken. Hoe meer het hart inwendig de stilte en Vrede (vrij-zijn van verwarringstichtende invloeden) tot stand kan brengen, des te dichter nadert de ziel tot God. Jezus betrachtte dit veelvuldig, in het bijzonder nadat Hij vele indrukken had opgedaan of veel mensen om Zich heen had gehad, bijvoorbeeld na de wonderbare broodvermenigvuldiging. Jezus stelt hier een groot voorbeeld. Wij mogen nooit vergeten dat Hij Gods Zoon was, en dus in feite Zelf geen gebed nodig had om in God verworteld te blijven. De “menselijke” component van Zijn Wezen had echter de doorstroming van Gods invloed, het contact met God in Zijn leven, nodig.
De Goddelijke Wet had het zo beschikt, dat de Godmens op aarde volkomen in de doorstroming van de Goddelijke Liefde ingeschakeld zou zijn, precies zoals alle schepselen, zoals elk levend wezen op aarde. Mede om deze reden beschouwde Jezus het als een onderdeel van Zijn levensopdracht, de Liefde volmaakt en actief (bewust) te laten stromen, in alle richtingen, zowel vanuit Gods Hart door Hem heen naar alle schepselen toe, als vanuit Zijn Hart als de Godmens naar het Hart van de Eeuwige Vader toe. Wij zien dus Jezus als “Doorgeefluik” en “Transformator” tezelfdertijd: Hij trok onophoudelijk alle indrukken, die Hij in de wereld opving, in Zijn Hart, verbond het daar met Zijn volmaakte Liefde, en stuurde het in deze veredelde vorm naar de Eeuwige Vader. Dit is overigens precies wat ook Zijn Moeder Maria vanaf het begin van Haar leven op aarde deed, en wat Zij in Haar volkomen verheerlijkte toestand na Haar aardse leven in de volle omvang zou blijven doen.
Hoewel Jezus het gebed dus niet nodig had om Zijn eigen Heil te verzekeren, wilde Hij niettemin in de eerste plaats een voorbeeld stellen, hoe “de mens” moet leven om zijn leven op aarde tot volle vruchtbaarheid te brengen. Veel menselijk contact, en zintuiglijke indrukken die niet meer louter Gods handtekening in zich dragen (bijvoorbeeld de aanblik van een landschap dat niet meer ongeschonden uit Gods hand komt, of dat duidelijke tekenen van menselijke cultuur of beschaving bevat), kunnen de ziel verontreinigen en beladen. Mede om deze reden beminde Jezus zozeer de afzondering in een natuurlijke omgeving zonder enige menselijke invloed. Hij voelde de ware Liefde slechts in haar volheid stromen op afgelegen plaatsen waar nauwelijks menselijke invloed mogelijk was. Dit is een indruk die ik in buitengewoon intense mate in het Hart van Jezus blijf voelen, evenals ik dit sedert vele jaren constant in het Hart van Maria voel: deze enorme behoefte aan de gewaarwording van de stroming van Ware Liefde.
Jezus bad zeer veel. Daar Hij deze gebeden niet voor Zijn eigen spirituele ontwikkeling of voor het bekomen van genaden voor Zichzelf nodig had, dienden zij louter de zielen. Jezus bood de Eeuwige Vader al Zijn gebeden aan opdat zoveel mogelijk zielen doorheen alle eeuwen de genade van hun ontsluiting voor de eeuwigdurende vruchten van het grote Verlossingswerk zouden aanvaarden. Een weinig bekende waarheid is deze, dat het Hart van Jezus gedurende Zijn gebeden zeer intens verbonden was met het Hart van Zijn Moeder.
Tussen Jezus en Maria bestond een buitengewoon ontwikkelde zielsverbondenheid, die het mogelijk maakte dat Maria – met uitzondering van de sporadische gevallen waarin God de concrete uitwerkingen van deze gave tijdelijk liet verminderen – precies aanvoelde wat in het Hart van Jezus omging. Ook terwijl Zij Zich ver van Hem verwijderd bevond, wist Zij wanneer Hij bad, wanneer Hij leed, wanneer Hij bedroefd was, enzovoort. Dat Maria in de diepste zin van het woord de Medeverlosseres naast Jezus was, berust op de (niet algemeen bekende) waarheid dat tussen Jezus en Maria een volmaakte overvloeiing van gevoelens en hartsgesteldheden bestond, en zelfs in een hoge mate een overvloeiing van lichamelijke gevoelens. Toen Jezus zwaar vermoeid was door wekenlang doorheen het land van Israël te trekken, nam ook in Maria’s lichaam de vermoeidheid spoedig toe. Tijdens de uren van de Grote Passie vergunde God dat Maria vele van de pijnen van Jezus in Haar eigen lichaam voelde, zij het in een enigszins verzachte vorm (omdat het niet de bedoeling was dat Maria aan dit Lijden zou sterven. Ik zal later nog op dit gegeven terugkomen.
Tussen Jezus en Maria bestond tevens een innig verbond van gezamenlijke toewijding. Alle pijnen, Smarten, droefheden, menselijke tegenkanting, enzovoort, werden door Hen gezamenlijk (vaak terwijl Zij niet fysiek met elkaar in contact waren) aan de Eeuwige Vader opgedragen. Zo werd de voltrekking van het Verlossingsmysterie in wezen de voltrekking van een volmaakt verbond van gezamenlijke toewijding.
Zoals mij dit in verband met Maria reeds zo vaak is getoond, stel ik nu ook bij Jezus vast, dat Hij niet bidt zoals de mensenziel zich dit gewoonlijk voorstelt. Voor Jezus en Maria is gebed niet alleen het uitspreken van bepaalde formules of aanroepingen tot God, doch vooral werkelijk een levenshouding: Hun hele gedrag en Hun hele innerlijke gesteldheid tonen een ononderbroken verbinding met God aan. Uit alles spreekt dat God totaal in Hen leeft, en Hun Aanwezigheid verspreidt intense golven van Liefde doorheen Hun omgeving. Vroeger beschreef ik in verband met Maria, hoe van Haar Tegenwoordigheid een atmosfeer van Licht uitging, en hoeveel macht en majesteit Zij uitstraalde, zodat het niet zelden voorkwam dat zielen vóór Haar op de knieën vielen en trachtten, Haar de voeten te kussen.
Zo zie ik ook welke indruk Jezus maakt op Zijn omgeving. Bovendien straalt er uit Hem iets ontzagwekkends, dat niet alleen met Zijn uiterlijk te maken heeft doch vooral van binnenuit komt. Zijn gelaatsuitdrukking is, zoals deze van Maria, tegelijkertijd zacht doch heel waardig. Ondanks Zijn voorkomen blijkt niet iedereen onder de indruk van Zijn Tegenwoordigheid te zijn. Net zoals bij Maria, blijkt ook bij Jezus, dat hoofdzakelijk zielen die hoogmoedig van aard zijn of die weinig open staan voor het Goddelijke, door Zijn Aanwezigheid niet worden geraakt.
Jezus bedreef een volmaakte naastenliefde. Deze kwam op de meest opvallende wijze tot uitdrukking in de wonderen van uiteenlopende aard, die Hij verrichtte tot verheerlijking van God. Hoewel deze wonderen doorgaans via uiterlijk waarneembare tekenen tot uiting kwamen (genezingen, opwekking van doden, broodvermenigvuldiging, wonderbare visvangst, duiveluitdrijvingen, enzovoort), lag hun doelstelling niet in het resultaat zelf dat zichtbaar was. Jezus beoogde door Zijn wonderen de opening van de zielen, die van de wonderen getuige waren: bekering, terugkeer naar het geloof in Gods Werken, en verheerlijking aan God als de Grote Bron van het Ware Geluk, de Ware Liefde, de Ware Vrede, de Ware Vreugde. Wanneer Jezus een zieke genas, lag Zijn bedoeling nooit in de genezing van het lichaam: Hij gebruikte de lichamelijke genezing louter als een middel om de ziel te openen voor Gods Werken.
Jezus stelde Zijn wonderen niet meteen als voorbeeld opdat de zielen Hem in het verrichten van wonderen zouden volgen. Het verrichten van wonderen is onderworpen aan een Goddelijke Wet, en is slechts mogelijk:
In zoverre de ziel de eigenschappen bezit om de poorten voor een “buitengewone” genade te openen. Deze eigenschappen houden verband met de graad van heiliging van de ziel, met de mate waarin zij in deugdzaamheid leeft, met de mate waarin zij zich van het wereldse heeft losgemaakt (en aldus voortdurend de hogere niveaus van het zielsleven voedt) en met de mate waarin van haar wezen en levensweg invloeden uitgaan die tot grondstof voor genaden kunnen dienen. De mate van Liefde van de ziel, van haar toewijding aan Gods Werken en van haar verlangen om God en haar medeschepselen te dienen, zelfs ten koste van haar eigen belangen, bepalen in verregaande mate of de ziel door God wordt aanvaard als middelares voor wonderwerken.
In zoverre God het binnen de ontwikkelingen van Zijn Heilsplan, en binnen de Wetten van de Goddelijke Gerechtigheid en Barmhartigheid passend acht, dat een wonderwerk wordt toegestaan. Een voorbeeld: Zelfs indien een ziel aan Gods voorwaarden zou voldoen om als middelares van een wonderwerk op te treden, is het mogelijk dat een wonder niet wordt toegestaan indien het zou worden voltrokken aan een ziel voor wie de uitwerking van het wonder op dat ogenblik van haar leven niet geschikt zou zijn.
Er zijn wonderen, die elke ziel onbeperkt zou kunnen verrichten. Zo kan een ziel bijvoorbeeld andere zielen het wonder tonen van de totale wedergeboorte die voortvloeit uit een levenswijze die totaal op het Goddelijk Leven is afgestemd. Zo is in Gods ogen één van de machtigste bronnen van ware wonderen het leven in totale toewijding, waardoor de ziel voortdurend in stilte de atmosfeer van Gods nabijheid om zich heen verspreidt, en hierdoor ongemerkt een grote invloed kan uitoefenen op velen. Wellicht is dit het grootste wonderteken dat Jezus drie jaar lang zonder ophouden verrichtte.
De opmerkelijkste soort van wondertekenen die Jezus heeft gesteld, waren zonder twijfel de opwekkingen uit de doden. Hij heeft God hierdoor veel glorie gebracht. Voor Jezus waren deze tekenen veel méér dan het tot leven wekken van een lichaam dat in feite reeds van de ziel was losgemaakt. Voor Jezus stond dit symbool voor de opwekking van zielen die spiritueel stervend waren, met andere woorden: die bezig waren, hun kansen op de Eeuwige Gelukzaligheid van de Hemel na hun aardse leven te verspelen. Uiteindelijk was dit het grootste levensdoel van de Christus: zielen op te wekken voor een zo hoog mogelijk niveau van spiritueel leven. Het is daarom belangrijk, erop te wijzen dat Jezus bij elke gelegenheid, waarbij Hij tijdens Zijn leven op aarde een mens uit de doden opwekte, dit gebeuren aan de Eeuwige Vader toewijdde met de intentie, dat dit wonder doorheen alle eeuwen vele zielen ontvankelijk zou maken voor een wedergeboorte voor het Ware Leven, weg uit de slavernij van het wereldse, dat de ziel geleidelijk overlevert aan de spirituele dood.
Ik heb het voorrecht gehad, in visioenen getuige te zijn van de opwekking van Lazarus, kort vóór het begin van de Passie. Jezus herinnert mij hier aan de woorden die Hij in dit verband op 17 december 2007 in mij sprak, en die ik hier weergeef:
JEZUS: “Toen Ik, staande vóór het graf te Betanië, uitriep: ‘Lazarus, kom naar buiten!’ Beefde Mijn stem van aandoening. Niemand wist toen dat Ik deze woorden sprak in het tijdloze: Ieder van jullie zag Ik toen vóór de ogen van Mijn geest. Tot ieder van jullie riep Ik de uitnodiging om het graf van de wereld te verlaten, opdat jullie ziel opnieuw in het zonlicht zou verschijnen. In werkelijkheid riep Ik dus: ‘Zielen van alle tijden, kom uit jullie graf van wereldse gehechtheden, gewoonten, herinneringen en werelds denken naar buiten, en begroet het Licht van het Goddelijk Leven. Te Betanië heb Ik de deur ontsloten voor de opstanding van elke ziel uit de dood van het werelds leven. Ik heb dit ontsluitingswerk weinige dagen later voltooid op het Kruis”.
De hele atmosfeer rond het gebeuren bij het graf van Lazarus is buitengewoon aandoenlijk. Het wordt mij vergund, het Hart van Jezus te voelen tijdens Zijn opgang naar Betanië en tijdens Zijn optreden vóór het graf van Lazarus. Jezus weent, om meer dan één reden:
Hij is diep aangedaan in de ervaring van de komst van een gebeurtenis waarvan Hij weet dat zij een buitengewone verheerlijking van God zal betekenen. Dit is de component van de verrukking;
Hij is diep bedroefd over de afwijking in de zielen door de erfzonde, die de lichamelijke dood in de wereld heeft gebracht en de mens heeft afgescheiden van Gods Wil, en die vele zielen heeft gesloten ten aanzien van de volle Waarheid van God. Jezus heeft te Betanië de terugkeer van de zielen uit de gehechtheden aan de stoffelijke zijde van het leven geheiligd. Dit is de component van de Smart.
Doorheen de jaren is mij telkens opnieuw opgevallen hoezeer in het innerlijk leven van Maria de verrukking en de Smart in wisselende verhoudingen samengaan, en slechts zelden los van elkaar tot ontplooiing komen. In deze dagen ervaar ik precies hetzelfde in het innerlijk leven van Jezus. Elke diepe Smart, elke pijn in Hart en/of lichaam, wekt de verrukking op van het besef dat hier een waardevolle grondstof voor nieuwe verheerlijking aan God, voor de verwezenlijking van Zijn Werken en Plannen, en voor verlossende en heiligende genaden voor de mensenzielen wordt aangeboden. Ik krijg dit bij wijze van vergelijking in een beeld te zien: blokken hout (alles wat het leven zwaar maakt) worden voortdurend in het Vuur (de Ware, onvoorwaardelijke Liefde) geworpen, en produceren onophoudelijk warmte (verrukking) en Licht (uitstortingen van Gods Waarheid in de zielen, steeds weer een nieuwe overwinning op de duisternis.)
Tot kort vóór de Passiedagen dreef Jezus duivels uit. Voor Hem stond dit soort wonderen, evenzeer als deze waarbij Hij zielen uit de doden opwekte, model voor de overwinning van Gods Licht op de werken der duisternis. Jezus laat mij in Zijn Hart het verlangen aflezen, dat alle zielen Hem hierin zouden navolgen in hun eigen leven, in de voortdurende uitdrijving van de duivel uit hun eigen ziel, uit hun eigen hart, uit hun eigen geest, uit hun leefwereld (dit laatste door alle onzuiverheid in hun leefwereld bewust te mijden, en hierdoor de greep van de duivel op hun levensloop te verminderen.) Jezus leert de zielen hierin steeds weer, hoe de duivel slechts overwonnen kan worden door onvoorwaardelijke Liefde tot God en tot alle schepselen, door zuiverheid van hart, geest, mond en lichaam, en door een resolute keuze voor God boven de wereld in alles. Omdat de ziel door ontelbare invloeden wankelt en zwak kan zijn, kan zij de invloeden der duisternis in zichzelf vaak niet op eigen kracht breken. Daarom wordt haar de gave van het geloof geschonken: het  geloof in het bestaan van een almachtig Wezen, en in de Werken van volmaakte Liefde van dit Wezen. Hoe vaak toch, zou Jezus dit bekrachtigen en bevestigen door Zijn woorden:
Uw geloof heeft u gered.
Voor Jezus is heel belangrijk dat de zielen de ware diepte van de macht van de Liefde zouden beseffen, en zouden inzien dat alle schepselen en God onderling verbonden zijn in één geheel:
Ik zie Jezus op een steen zitten. Op heel korte afstand van Hem vandaan zie ik een kleine vogel neerstrijken, die Hem bekijkt. Jezus glimlacht, en werpt het diertje een stukje brood toe. De vogel begint erin te pikken en het met zijn snavel heen en weer te bewegen om kruimels los te maken. Terwijl Jezus dit schouwspel wat geamuseerd bekijkt, lees ik in Zijn Hart een diepe emotie, en een verzuchting tot de Eeuwige Vader:
“O Vader, hoe eng hebben Wij in Onze Schepping toch alles met elkaar vervlochten. O welke Liefde stroomt toch tussen alle Harten, zoekend naar wederliefde, opdat deze stroming het Ware Leven in alle schepselen zou kunnen wekken, tot verheerlijking van Uw Glorie. O mochten alle zielen zien en voelen hoe totaal Onze Harten elke gewaarwording van elke mens en van elk dier aanvoelen, omdat een deeltje van Onszelf leeft in elk levend wezen. Hoezeer voelen Wij Zelf elk spoortje van vreugde, zelfs in deze kleine vogel. Hoezeer voelen Wij Zelf elk spoortje van pijn dat zelfs dit kleine wezen wordt aangedaan in het hart of in het lichaam. Hoe zwaar lijdt toch Ons Hart onder elk tekort aan Liefde tussen Onze schepselen, en welke vreugde ervaart Ons Hart om elke uiting van Liefde tussen Onze schepselen. O Vader, Ik bid om de terugkeer van het bewustzijn over de volmaakte eenheid van alle schepselen, opdat geen schepsel nog een medeschepsel schade of pijn moge toebrengen. Zo zal het zijn in de volheid van de tijd, in het Rijk van de volmaakte Liefde onder de volmaakte heerschappij van Onze Wet”.
Jezus wijst mij erop, hoe Zijn hele levensgesteldheid in feite wordt gedekt door het Onze Vader. Hij maakt mij getuige van de volgende scène, korte tijd vóór de dagen van de Passie:
Het is sabbat. Jezus heeft een woordenwisseling gehad met een viertal Farizeeën. Ik zie hoe drie van hen zich verontwaardigd en trots terugtrekken. De vierde aarzelt, blijft nog even naar Jezus kijken met een blik die laat vermoeden dat hij ernstig overweegt wat Jezus heeft gezegd, en na enkele ogenblikken trekt ook hij zich terug, doch zoekt niet onmiddellijk aansluiting met de drie anderen, die onderling druk in gesprek zijn terwijl zij enigszins gejaagd verderlopen. Jezus kijkt eerst de drie achterna, daarna de vierde. De apostelen lijken verward en geschrokken. Ik mag in Jezus’ Hart lezen:
“O Vader, hoe onmetelijk rijk is Onze Waarheid, en hoe arm de wijsheid der zielen die zich van het Licht hebben afgewend. Hoezeer hunkert Mijn Hart naar het uur waarin de nevelen om de geesten en harten worden opgelost door het Vuur van Onze Liefde terwijl de vlammen Mijn Vlees verteren. O Vader, slechts waar het vlees zich laat verteren door de Liefde, kan Onze Geest de Eeuwige Waarheid fluisteren en kan Zijn adem de nevelen verjagen”.
Jezus duidt hier reeds aan, dat de essentie van Zijn Verlossingswerk de Ware Liefde zal zijn. Telkens weer voel Ik het hunkeren van Zijn Hart naar navolging van deze Liefde door de zielen zelf, opdat de effecten van Zijn Werken niet verloren zouden gaan. Jezus was gekomen om te zaaien. Telkens een ziel bij een bepaalde gebeurtenis of toestand op haar levensweg de Liefde niet volkomen toepast, gaat een zaadje uit Jezus’ Hart verloren. Zo heeft God het voor alle tijden beschikt: Elk Goddelijk Werk is volmaakt en onfeilbaar, niettemin krijgt het pas zijn ware uitwerking en vruchtbaarheid in de mate waarin het in een ziel tot bloei kan worden gebracht doordat deze ziel dit Werk in zich opneemt, navolgt, en in haar eigen leven toepast, of mogelijk maakt dat het zich zou uitwerken. Elke act van Gods Wil moet de bruiloft sluiten met een act van menselijke wil, anders blijft zelfs Gods Werk onvruchtbaar. Dit is de reden waarom Gods Rijk bijvoorbeeld niet in het uur van de Kruisdood van de Christus op aarde is gegrondvest.
Jezus knielt neer, en ik lees nu in Zijn Hart woorden die mij het verband laten zien met het Onze Vader zoals wij dit kennen:
“O Mijn Vader, Bron van al het geschapene, die leeft en werkt in het verborgene en doorheen een Wijsheid die niet van de wereld is, moge de hele schepping de onaantastbare heiligheid van Uw Wezen erkennen en zich naar deze heiligheid richten. Laat Uw Rijk spoedig komen. Moge Uw onfeilbare Wil opnieuw tot Bron en drijfveer van alle handelen en spreken worden onder de zielen zoals hij dit is voor de engelen die Wij tot Onze dienst hebben geroepen. Voed toch de zielen met het Goddelijk Leven, opdat zij niet dwalen op hun weg naar Ons toe. Reken hen hun schulden niet aan, mits zij hun zwakheid erkennen en belijden dat niet hun medeschepselen hun ware vijand zijn. Breek toch alle bekoring tot verloochening van Onze Liefde, Onze leiding en Ons Licht, en zuiver de zielen van alle duisternis. O laat Mijn Vlees en Bloed overvloeien in de zielen, opdat zij in Onze navolging dragers van Ons Licht mogen zijn”.
BRON: Maria Domina Animarum Apostolaat: (zie onderrichtingen: Boeken: De oogst van de eeuwige liefde)


We brengen ook glorie aan God door met Zijn schepping met eerbied om te gaan.

Lofzang op Gods schepping:

“Ik zal de werken van de Heer gedenken
en vertellen wat ik heb gezien.
Zelfs zijn heiligen zijn niet in staat
over alle wonderbare werken te vertellen, die hij, de almachtige Heer, tot stand heeft gebracht;
alles is door zijn macht gevestigd. 
Daar ziet men zonderlinge en verbazingwekkende dingen:
allerlei dieren, de zeemonsters die hij geschapen heeft.
Door zijn plan is zijn werk geslaagd.”
(Wijsheid van Jezus Sirach 42:15-26)

 Aan de hemel is te zien hoe machtig God is.
Het heelal vertelt dat God alles heeft gemaakt.”
(Psalm 19:2)